merkt de heer Van Eck op dat de „schrikbarend vermeerderde mededinging” van
de hypotheekbanken op den duur tot slechte zaken kan leiden. Hij wijst
er in dit verband op dat de Amsterdamsche Credietvereeniging juist de meeste
verliezen leed op hypothecaire debiteuren vanwege de schandelijke taxaties
welke hadden plaats gehad. Dat de vermeerderde mededinging van de geld
schieters in dit opzicht veel schuld heeft is slechts voor enkele tijdperken
waar. In den regel hebben de hypotheekbanken niet zóó gemakkelijk en
ruim hare pandbrieven kunnen plaatsen dat zij met het geld geen raad wisten.
Toch zijn er zeker gedurende het bestaan van deze inrichtingen tijdperken
geweest, waarin het aanbod van kapitaal door de hypotheekbanken zeer ruim
was in verhouding met de vraag. Het is aan te nemen, dat in dergelijke
tijden de lust om posten af te sluiten somwijlen de taxaties minder critisch
doet beoordeelen dan gewenscht is. De gevolgen blijven echter niet uit. Na
eenige jaren blijven gedeeltelijke aflossingen achterwege, de rentebetaling stokt,
de debiteuren worden in staat van faillissement verklaard door leveranciers
of tweede hypotheekhouders, verkoop van het onderpand vindt plaats. Het
blijkt dan, dat de schatting te hoog is geweest, verliezen worden geleden of
de banken koopen de onderpanden in om een beteren tijd af te wachten. De
verhuring levert gewoonlijk geen onverdeeld genoegen op, de directies zijn
blij als na eenigen tijd met niet te veel schade de onderpanden zijn verkocht.
Zoo is het in den loop der tijden ook de meest voorzichtige instellingen
gegaan.
Die ervaringen hebben echter groote waarde gehad. Vooreerst hebben
zij er toe geleid dat steeds meer de hypotheekbanken er toe zijn overgegaan
door eigen inspecteurs toezicht te doen .houden, zoowel op de schattingen bij
het aangaan der leeningen, als op den staat van onderhoud en de waarde
gedurende het tijdperk der leening. Inzonderheid wordt dit onderzoek van
veel belang als de overeenkomst na een zeker aantal jaren zal worden ver
lengd. Dit onderzoek door inspecteurs heeft op de schattingen een zeer
günstigen invloed uitgeoefend en weer houdt van opdrijving in tijden van bloei
in de bouwnijverheid. In de tweede plaats is het gevolg geweest, dat op het
gehalte der schatters in het algemeen een veel deugdelijker controle is uitge-
oef end door de Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken. Niet
gering is het aantal schatters, die in den loop der jaren wegens slechte schat
tingen uit het register van schatters der vereeniging zijn geschrapt. Dit heeft
een uitstekende preventieve uitwerking. In de derde plaats heeft de ervaring
van kwade trouw enkele keer en geleid tot het optreden in rechten tegen
ontrouwe schatters, en met goed gevolg.
Op deze wijze is het kwaad, dat onmiskenbaar steeds elke instelling bedreigt,
welke op opgaven van anderen aangaande de waarde van goederen voor-