mm aks**•/r~^Jir&*‘jw. t
ima. i^jpf »iBBip<r:>.TrT'<
nadat zich de trek naar de grootere verkeersmiddelpunten deed gevoelen,
hebben zich uit het gewone timmerlieden- en metselaars- of ook wel het aan
nemersbedrijf in de steden de bedrijven der bouwondernemers ontwikkeld,
die in verband met de regelmatige toeneming van de bebouwing en de bewoning
hun werk er van maakten, bouwgrond aan te koopen, straten aan te leggen,
huizen te bouwen, ze te verhuren en zoo mogelijk te ver koopen. Langzamer
hand begon de beteekenis van de uitbreiding der steden te leiden tot de op
richting van afzonderlijke bouwondernemingen, terwijl later de gemeenten,
daarbij gesteund door de bepalingen der woningwet, zich meer toelegden op
de gemeentelijke uitbreiding met aanleg van straten. De bouwondernemer
heeft dan de taak de huizen te bouwen, te verhuren, te ver koopen.
Daarvoor moet hij crediet hebben, zoowel bij den aankoop van den grond
als bij den bouw. Naast het eigen kapitaal van den bouwondernemer komt
daarvoor allereerst in aanmerking het op korten termijn onder zekerheid van
crediethypotheek en borgstelling verleend bouwcrediet van de eene of andere
bankinstellingen het soms op dezelfde of andere wijze zeker gesteld bedrag
van leveranciers van bouwmaterialen. Is de bouw geheel of bijna geheel
voltooid, dan komt het oogenblik, dat een vast voorschot op het gebouwde
onderpand wordt verstrekt, waarna dan dikwijls een zeker bedrag door de
andere geldschieters onder verband van tweede hypotheek op het gebouw
moet worden gelaten.
Bii den sterken trek van de bevolking naar de steden, stegen de huur
prijzen aanmerkelijk, de huizenblokken voegden zich snel aaneen en straten,
die een paar jaar geleden nog bijna in het vrije veld lagen, kwamen reeds
spoedig in de binnenstad te liggen. Dikwijls was snelle waardestijging van
de oude bebouwing het gevolg, de bouwondernemers konden een goede
huur en weldra een goeden verkoopprijs maken. Het voorbeeld lokte anderen
aan en weldra kwamen in verschillende steden bouwondernemers op, zonder
voldoende kennis van hun vak, die, zoolang slechts een zeer zwak toezicht
van overheid op den bouw werd gehouden, treurige producten der bouwnijverheid
voortbrachten en wier werk met den naam revolutiebouw werd gekenmerkt.
In die tijden werd de neiging om met algetneen waarschijnlijk geachte
regelmatige waardestijgingen rekening te houden zeer groot. Schatters maakten
taxaties op, waarop hypotheekbanken of andere instellingen en particulieren,
die gewoon waren nipt meer dan twee derde der verkoopwaarde te beleenen,
feitelijk het geheele bedrag der kosten van grond en bouw konden ver
strekken, hetgeen niet zelden geschiedde. Bleef die waardevermeerdering
uit, ging zelfs de buurt achteruit, werden de huizen na eenige jaren van bewo
ning minder en eischten ze meer onderhoud, dan bleef teleurstelling niet uit.
Reeds in het Staatkundig en Staathuishoudkundig jaarboekje van 1883
48