hypotheekbank zich wel voor een annuiïteitsleening zoo lang mag verbinden.
De reden, waarom de hypotheekbanken zoo hechten aan geleidelijken
delging van de schuld is niet vooral hierin gelegen dat die banken, welke
niet verplicht zijn tot uitloting van pandbrieven, de ontvangen aflossingen
opnieuw kunnen uitzetten, maar veeleer in de zorg voor de veiligheid der
vordering. In een tijdvak van veertig, vijftig jaren kan er veel gebeuren.
Slecht onderhoud kan het meest waardevol bezit te gronde richten. Verande
ring van verkeerswegen of verkeersmiddelen kunnen hier de waarde verminderen,
ginds verhoogen. De prijzen der producten, huren van landerijen en huizen
kunnen groote dalingen ondergaan. Niet alleen is de mogelijkheid aanwezig,
maar ieder hypotheekbankdirecteur, die een lange ervaring achter zich heeft,
zal vele voorbeelden kunnen aanvoeren, dat dit alles het geval is geweest.
Wanneer aan een regelmatige aflossing steeds de hand is gehouden, zal dikwijls
blijken dat bij een mogelijken slechten gang van zaken en gedwongen verkoop
van het onderpand juist de plaats gevonden vermindering van de hoofdsom
de reden is van vermijding van verlies.
Wel is waar oefenen onderscheiden banken regelmatig door inspecteurs of
hun eigen directeuren een voortdurend toezicht uit op den toestand der onder
panden, maar wanneer vermindering der waarde plaats vindt is de macht der
directie vri] beperkt, wanneer men zich bevindt binnen het tijdperk der leemng.
Herschatting kan door de banken worden uitgelokt en terugbrenging van de
geleende som zoo noodig- tot twee derde der herschatte waarde, maar dit is
een middel, dat in de praktijk veel bezwaar oplevert, en niet vaak wordt toe
gepast. Om deze reden wenscht een hypotheekbankdirectie liefst na een zeker
aantal b.v. 10 of 15 jaren weer in de gelegenheid te zijn, opnieuw de zaak
te beschouwen en te beoordeelen of zij tot voortzetting der leening bereid is.
In de overgroote meerderheid der gevallen komt deze verlenging tot stand,
maar met verandering van waarde in verband met de inmiddels plaats gevonden
aflossingen, is dan rekening te houden. Was nu de annuïteitsleening eene,
waarbij de aflossing geregeld met een zelfde bedrag doorging, dan zou het
bezwaar tot het aangaan van een leening voor zeer langen tijd niet zoo groot
zijn, al wordt, merkwaardig genoeg, op leeningen voor zeer lange tijdperken,
b.v. 30, 40 of 50 jaar, van de zijde der aanvragers niet aangedrongen.
Evenwel het werd reeds opgemerkt het karakter van de annuïteits
leening is juist dat de aflossing in het eerst zeer gering is en steeds grooter
wordt. Van een leening op een rentevoet van 472% gesloten voor 50 jaar
met een annuïteit van ruim 5.06 °/o niet jaarlijksche betaling aan het eind van
elk jaar is na 25 jaar nog slechts 25 der leening afgelost. Bij gelijk-
44
1) De annuïteit beloopt 5.060.215.