Aan
Heeren Commissarissen der Nederlandsche
Hypotheekbank te Veendam.
In het afgeloopen jaar hebben zich de zaken van onze Vennootschap op alles
zins bevredigende wijze ontwikkeld. Gaandeweg verminderde de spanning op de
geldmarkt, de rentestand daalde, de vraag naar pandbrieven nam tot stijgende
koersen krachtig toe.
Ofschoon de plaatsing van pandbrieven gedurende het geheele jaar nog met
koersverlies gepaard ging, dat, vooral in het begin des jaars aanzienlijk was, kon,
zij het dan ook met eenige opofferingen voor het oogenblik, een flinke toeneming
van het op hypotheken uitstaand bedrag worden verkregen, van te meer belang
voor het vervolg, nu deze hypotheken op voorwaarden werden gesloten, welke voor
de Bank zeer voordeelig waren.
Na eene zeer groote afschrijving en reserveering kan eene ruime uitkeering aan
aandeelhouders worden gedaan.
Naar alle waarschijnlijkheid behooren de onmiddellijke gevolgen van den geld
en credietcrisis der vorige jaren tot de historie. Normale ontwikkeling der zaken,
zooveel aangenamer en veiliger dan de afwisselende perioden van overvloed en in
krimping van geldaanbod, is in den loop van 1908 geleidelijk ingetreden.
Kapitaal. Van de aandeelen zijn zes en zeventig volgestort. De rentever
goeding over het in 1907 en 1908 onverplicht gestorte bedraagt 4| over vroegere
onverplichte stortingen 4
Daar het waarschijnlijk werd, dat bij de toeneming van den pandbrievenver
koop het totaal uitstaand bedrag het tienvoud van het maatschappelijk kapitaal zou
gaan overschrijden, werd in September 1908 overgegaan tot de uitgifte van 500 aan
deelen ƒ1000.—. Alle aandeelen werden binnen eene maand geplaatst tegen 165
zonder aanspraak op dividend over 1908, met storting vóór of op 1 Januari 1909.
Het agio ad 65.000.is in het reservefonds gestort.