Aan
de Aandeelhouders van de Nederlandsche
Hypotheekbank te Veendam.
J&ijne Heeren,
Ingevolge het voorschrift van de slotalinea van artikel 39 der Statutenhebben
wij bij dezen de eer U het verslag aan te bieden van de Directie betreffende den
toestand onzer vennootschap en hare verrichtingen gedurende het jaar 1907.
Het is ons aangenaam daarbij te kunnen constateerendat, niettegenstaande
de buitengewone omstandigheden waaronder de Hypotheekbanken ook dit jaar weder
moesten werken, op het afgeloopen jaar met voldoening mag worden terug gezien.
Een feit van beteekenis wenschen wij reeds dadelijk mede te deelen n.1. dat
wij het voorrecht hadden in 1907 onder de afnemers onzer pandbrieven te mogen
aantreffen de Rijkspostspaarbank, aan welke door de Directie steeds de verlangde
uitvoerige mededeelingen over het bedrijf werden verstrekt.
Het wordt ook door ons op prijs gesteld datmede tengevolge der in het vorig
jaar gewijzigde, thans goedgekeurde Statuten, in het door Heeren Directeuren ons
aangeboden verslag wederom uitvoerige en belangrijke mededeelingen aangaande al
wat voor de beoordeeling van de Bank noodig is, worden gedaan.
Daarnaast namen wij wederom met belangstelling kennis van de verslagen
uitgebracht door onzen accountant, den Heer A. E. Meijer te Amsterdam, en die
van onzen Inspecteurden Heer A. H a 1 f f te Alkmaar. Hun werkzaamheid is voor
de controle van de groote onderdeelen van het bankbedrijf van veel beteekenis.
Tot toelichting van de balans en winst- en verliesrekening, beiden door onzen
accountant nagezien en accoord bevonden, meenen wij te mogen verwijzen naar het
zooeven genoemd uitvoerig jaarverslag der Directie.
Evenals vorige jaren werden de balans en winst- en verliesrekening namens
Commissarissen door de leden van den Raad van Toezicht met de boeken en be
scheiden vergeleken en volkomen in orde bevonden.