De in 1903 gesloten leeningen zijn over de verschillende provinciën verdeeld als volgt. Aantal. Bedrag. Groningen 105 613.510— Friesland 116 - 389.570— Drente 99 - 240.900— 0 verij sei 103 - 524.755— Gelderland 50 - 200 450— Utrecht 31 - 305.700— Noord-Holland 177 - 981.775— Zuid-Holland 58 - 618.250— Zeeland 12 - 21.100— Noord-Brabant 24 - 123.300— Limburg 3 778 88.000.— 4.107.310— Naar de grootte zijn de bestaande leeningen verdeeld als volgt 876 leeningen beneden 1000 tot een bedrag van 516.103.51» 842 961 484 248 97 10 Totaal 3518 van 1001.- tot 2001.- 5001.- 10.001.- 20.001.- boven 2000.- - 1.214.307.10 5000.- - 3.042.283 42 10.000. - - 3.379.272.21 20.000. - n n -3.392.721.36 •50.000.- n ïj -2.735.046 28 50.000. - 750.275.- HLJ - „ƒ15.030.008.88» Het zeer groot aantal leeningen maakt een voortdurende omvangrijke contróle noodzakelijk. Ook nu weder werd deze door onzen inspecteur den Heer A. Haïti op uitnemende wijze verricht, waarbij op den staat van onderhoud zeer nauwkeurig werd acht gegeven. Het bleek bij dit onderzoek, dat enkele debiteuren op schromelijke wijze hunne panden hadden verwaarloosd, waardoor, bij daardoor noodzakelijk geworden executona- len verkoop, die tevens in eene voor onroerende goederen gedrukte markt plaats vond, het beleende bedrag niet ten volle werd opgebracht. Wij gaven de voorkeur aan de realisatie van dit verlies boven inkoop, weshalve op de winst- en verlies rekening een bedrag van 3961.— moest worden gebracht. De renten en gedeeltelijke aflossingen werden overigens op tijd betaald; van de op 1 November 1903 vervallen rente en aflossing tot een gezamenlijk bedrag van f 525 767 18 stond op 31 December nog slechts open een bedrag van 19.138.33* en van de rente en aflossing vóór 1 November 1903 vervallen 1.585.02, welke be dragen in de op de balans voorkomende post debiteuren zijn opgenomen. Pandbrieven. Zooals boven reeds is vermeld was de verkoop van pandbrieven vooral in de eerste helft des jaars aanzienlijk, maar bleef toch ook over 'tgeheel bevredigend. Het bedrag der 4 pandbrieven nam toe met 2.331.950.—. Daarentegen nam het bedrag der 3.6 pandbrieven door inkoop af met 1.500— en dat der 3.5 pandbrieven met 120.400— te zamen 121.900. zoo’dat het uitstaand bedrag aan pandbrieven met 2.210.050.— toenam, tegen m het vorige jaar ƒ1.977.300.- en in 1901 1.549.050—, zeker een alleszins bevredi genden vooruitgang. Koersrekening. Gedurende een gerüimen tijd konden de 4 pandbrieven niet dan met ongeveer 1 netto disagio worden van de hand gezet. Het nadeelig saldo dér koersrekening klom daardoor in dit jaar sterk en werd slechts ten deele onsewogen door het voordeel, verbonden aan den inkoop van 3* pandbrieven be neden pari. De koersrekening bleef dan ook openstaan met een nadeelig saldo van 6.446.68, dat ten laste der winst- en verliesrekening is afgeboekt.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1903 | | pagina 9