Aan de Aandeelhouders van de Nederlands she Hypotheekbank te Veen dam. feeren Geroepenovereenkomstig den inhoud van artikel 37 der StatutenU schrif telijk verslag te doen omtrent den toestand der Vennootschap en van hare verrich tingen over 1898, hebben wij de eer U het volgende mede te deelen. Even als in vorige jarenneen in meerdere matehebben de zaken en relatiën onzer Bank zich in het achtste jaar van haar bestaanuitgebreid. Om dit aan te toonenvestigen wijvoor de cijfers in het algemeen verwij zende naar het aan ons door Directeuren uitgebracht verslaguwe aandacht op de vermeerdering van het aantal afgesloten leeningen en het verhoogde bedrag der uit gegeven pandbrieven. Verder volgt tot ons genoegen uit de gesloten hypothekendat bij voortduring waar blijft, wat de Commissie uit de Pandbriefhouders het vorig jaar in haar verslag memoreerdenamelijkdat de Bank sluit vele kleine leeningenwaardoor het risico zooveel mogelijk wordt verdeeld. Worden bij voortduring, gelijk bedoelde verslaggevers mede als hunne bevinding melden, alle mogelijke voorzichtigheidsmaatregelen bij het sluiten der leeningen in acht genomen en heeft, gelijk op nieuw in het afgeloopen jaarregelmatig een onder zoek plaats naar de waarde der verbonden onderpanden, dan mag worden aangeno men, dat de Bank voor groote schade is gevrijwaard, indien bij daling der waarde op gedeeltelijke aflossing der leeningen wordt aangedrongen en daardoor de noodige overwaarde behouden. Bij de uitgifte van de tweede serie aandeelen hield men ten vorigen jare in weerwil van een bod van 120 nog 100 aandeelen in portefeuille. Nugelijk Directeuren in hun verslag zeggende aandeelen onzer Bank in het afgeloopen jaar meermalen werden verhandeld ook tegen een koers van 160 laat het zich verwachten, dat waar de plaatsing van deze aandeelen vóór 1 November 1900

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1898 | | pagina 5