Aan
de Aandeelhouders van de Nederlandsche
Hypotheekbank te Veen dam.
Mijne Heeren
Wij moeten U verslag uitbrengen van den toestand onzer Vennootschap en
van hare verrichtingen gedurende het zesde boekjaar. Beide leert uwe vergadering
het meest volledig kennen uit het verslag, hetwelk de Directie aan ons heeft uitge
bracht en waarmede wij geheel instemmen.
Dit verslag brengen wij mitsdien ouder gewoonte bij U over en ouder ge
woonte tevens zal het bij U den indruk kunnen wekkendat onze Bank in het
afgeloopen jaar goed heeft gewerkt en over het geheele landdoch wel vooral in de
Noordelijke Provinciën, hare leeningen heeft afgesloten. Het betrekkelijk groot aantal
der bij onze instelling gesloten leeningengeeft aan de taak der Directie een meer
deren omvang, die U te eerder het woord van lof zal doen onderschrijven, hetwelk
wij haar te 'dezer plaatse gaarne brengen.
De pandbrieven, die in het rapport der Commissie van pandbriefhoudersver
meld in 't laatste jaarverslag, eene vleiende appreciatie vonden, werden ook in dit
jaar voldoende geplaatst en zullen eerlang een bedrag bereiken, waardoor de uitgifte
van eene tweede serie aandeelen volgens de statutaire bepalingen noodzakelijk wordt.
Naast een voorstel tot eenige minder ingrijpende wijzigingen in die statuten,
zal ook betrekkelijk die uitgifte ons voorstel U aanstonds bereiken.
Zeer bevredigend is het cijfer der gemaakte winst. De bestemming, die naar
den wensch der Directeuren daaraan zal worden gegeven, hebben wij met groote
ingenomenheid ondersteund. Want de geheele afschrijving van het saldo der koers-
rekening, zooals die in dat voorstel ligt opgesloten, moet er wel krachtig toe bij-
dragen om den toestand onzer Bank te consolideeren en zal omtrent hare toekomst
een vertrouwen rechtvaardigendat zich in de plaatsing der tweede serie aandeelen
gereede moge afspiegelen.
Een dividend van 5 blijft ook dan nog ter verdeeling over.