geraakt. De ongunstige ontwikkeling op de Zweedse thuismarkt heeft hier zeker toe bijgedra gen. Inmiddels bieden de Scandinaviërs een deel van hun beleggingen al weer te koop aan, waar door de markt verder onder druk komt te staan. Een derde onzeker element vormt de rente stand, die op zijn beurt weer afhangt van economi sche en politieke onzekerheden buiten Nederland. De rente steeg in de tweede helft van 1990 zeer fors, maar is thans, in de eerste maanden van 1991, wat aan het dalen. Een hoge rentestand versterkt de terugval van de markt. Ook op het vlak van ruimtelijke ordening en locatiebeleid bestaat nog weinig eensgezindheid van denken, hetgeen mede aan de onzekere markt ontwikkeling bijdraagt. De in november verschenen Vierde Nota Extra over de Ruimtelijke Ordening (aangeduid als VINEX) beoogt een kader voor een betere onderlinge afstemming van bedrijfs- en kantoorlocaties te geven. Naar internationale maatstaven bestaan er in Nederland geen toplocaties. In Londen, Parijs, Frankfurt evenals in New York en Tokio zijn de grote bedrijven gehuisvest op toplocaties met een omvang van minimaal een miljoen vierkante meter. Daar gevestigd zijn als bedrijf is zo aantrekkelijk, dat ondernemingen bereid zijn prijzen te betalen die tot zelfs het tienvoudige kunnen bedragen van wat wij hier te lande zien. Onze zogenaamde toplocaties zijn veel kleiner, zij meten maximaal enkele honderdduizenden vierkante meters. Wij vinden deze locaties niet alleen verspreid over de vier grote steden maar ook daarbuiten. Tientallen gemeenten dingen mee om ook een toplocatie te bemachtigen. Wij constateren dat de centrale overheid eindelijk maatregelen voorstaat en een afstemmings- beleid ten aanzien van locatiekeuzes wil voeren. Een op zichzelf verheugende ontwikkeling, waarbij wij echter toch wat kanttekeningen plaatsen. In het vorig jaar gepresenteerde beleid worden sterker dan voorheen de locatie-ontwikkeling en -beperking bepaald door mobiliteitsoverwegingen. De bereikbaarheid van klanten en medewer kers per openbaar vervoer, opdat het aantal auto- bewegingen aanzienlijk kan worden teruggebracht, is een centraal thema. Daarnaast wordt beoogd een internationaal concurrerend vestigingsmilieu in de drie grote steden Amsterdam, Den Haag en Rotter dam te bieden en versnippering van locaties tegen te gaan. Niettemin lijkt het ons minder logisch Utrecht in dit verband buiten beschouwing te laten. In de visie van de overheid behoren bedrij ven met veel werknemers, veel bezoekers en een geringe afhankelijkheid van zakelijk autoverkeer zich op zogenaamde A-locaties te vestigen, d.w.z. locaties liggend aan een knooppunt van trein, bus en tram en niet aan een snelweg. Bedrijven met een behoorlijk aantal bezoekers en ambulante medewerkers passen op een B-locatie. Een derge lijke locatie ligt zowel nabij een snelweg, maar geeft ook direct aansluiting op trein, bus en tram. De C-locatie tenslotte is een snelweg-locatie bedoeld voor bedrijven met een relatief gering aantal bezoekers en werknemers die beroepsmatig sterk afhankelijk zijn van het wegvervoer. Hoog waardig openbaar vervoer, gecombineerd met een restrictief beleid voor het gebruik van de auto door onder meer vergaande beperking van parkeer- mogelijkheden, vormen het fundament onder dit beleid. Wij onderschrijven de intentie die uit het beleid spreekt, waar het gaat om de aanpak van de locatieversnippering. Het opwerpen van een dam daartegen is dringend nodig. Zoals in de nota zelf genoemd, zijn in het verleden te vaak beleidsinten ties niet tot realiteit geworden. Ons inziens echter vertoont ook de Vierde Nota Extra trekken van een studeerkamerstuk met het risico dat niet alle gestelde doelen verwezenlijkt zullen worden. Nog afgezien van de verwarrende A.B.C.-indeling die, maar dan met een geheel andere definitie, in de vastgoedwereld al jaren in VERSLAG VAN DE DIRECTIE

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1990 | | pagina 11