Verslag van de raad van bestuur
De ontwikkeling van de bedrijfstak
Voor het hypotheekbankwezen in Nederland was 1982 een uitzonderlijk
moeilijk jaar. De aanhoudend slechte situatie op de vastgoedmarkt,
zowel in de woningen- als in de bedrijvensector hebben hun stempel
gedrukt op de gang van zaken. Van de hoge kapitaalmarktrente ging
eveneens een negatieve invloed uit. Voorts werden de hypotheek
banken geconfronteerd met een toenemend aantal debiteuren dat niet
meer in staat bleek de rente- en aflossingsverplichtingen na te komen.
De hypotheekbanken werden in die gevallen veelal gedwongen tot
veiling over te gaan, waarbij dikwijls door het gebrek aan vraag öf tot
inkoop van het vastgoed dan wel tot het nemen van een verlies moest
worden besloten.
Door de minder goede gang van zaken nam het vertrouwen bij verstrek
kers van passieve middelen institutionele beleggers, particulieren en
banken in de hypotheekbanken af. Hierdoor ontstonden problemen
bij de refinanciering van actief en passief aangegane verplichtingen.
Medio 1982 leidden deze ontwikkelingen ertoe dat De Nederlandsche
Bank op grond van de haar uit hoofde van de Wet toezicht kredietwezen
toegekende bevoegdheden overging tot het aanvragen van surséance
van betaling voor een in moeilijkheden verkerende hypotheekbank en
de aanwijzing van bewindvoerders.
Dit besluit werd genomen, nadat vele vergeefse pogingen waren
gedaan om deze hypotheekbank bij een andere onderneming onder te
brengen. In binnen- en buitenland werd hierdoor een negatieve indruk
gevestigd over de soliditeit van het financieringswezen in Nederland.
Met name voor de zelfstandig opererende 'land'-hypotheekbanken had
deze ontwikkeling vérstrekkende gevolgen: het werd noodzakelijk op
andere wijze dan voorheen gebruikelijk de toevoer van passief-
middelen veilig te stellen.
De ontwikkeling van de FGH
Voormelde ontwikkelingen gingen uiteraard ook aan de FGH niet
voorbij. Op grond daarvan besloten wij, mede ervan uitgaande dat de
slechte economische situatie van langere duur zou zijn, de mogelijk
heden te onderzoeken van samenwerking met een sterke marktpartij.
Reeds eind november 1982 slaagden wij erin overeenstemming te
bereiken met de Rijkspostspaarbank (RPS) over een aanzienlijke
uitbreiding van ons garantievermogen. Deze uitbreiding heeft
inmiddels per 1 februari 1983 haar beslag gekregen door plaatsing
bij de RPS van:
a certificaten van aandelen van 1.256.210 nominaal tegen een koers
van 475% waardoor de RPS een belang van 5% in het vergrote
geplaatste kapitaal van FGH heeft verkregen;
b een achtergestelde converteerbare lening van 90 mln, rente 9!4%,
looptijd 15 jaar, aflossing in tien gelijke jaarlijkse termijnen vanaf 1988,
conversierecht tot ultimo 1987 tegen een koers van 600%;
c een achtergestelde lening van 45 mln, rente 9%%, looptijd 20 jaar,
aflossing in vijftien gelijke jaarlijkse termijnen vanaf 1988.
Hiernaast zijn met de Rijkspostspaarbank afspraken gemaakt over het
ter beschikking stellen van niet-achtergestelde passieve middelen.
15