verhoudingen op de vastgoed markt niet scheef en blokkeert de
doorstroming niet.
De hierboven genoemde factoren, gevoegd bij het krakersrisico, zullen
er stellig toe leiden, dat de ondernemer zich uiterst terughoudend zal
opstellen bij het in aanbouw nemen van woningen, zeker nu de
termijnen van de in behandeling zijnde leegstandswet erg krap zijn
gesteld.
Dat de vraag momenteel, meer dan voorheen, gericht is op de
huurwoning, behoeft niette verbazen. In deze periode van onzekerheid
geeft het publiek de voorkeur aan een afwachtende houding ten aanzien
van het kopen van een eigen woning.
De investering wordt ondervonden als duur (hoge rentestand bij een
laag inflatiepercentage) en het voordeel uit waardestijging van de
woning is onzekerder geworden. Dat de huren over het algemeen (te)
laag zijn en er forse subsidies worden verstrekt, speelt deze
afwachtende houding nog eens extra in de kaart.
Het ligt overigens in de lijn der verwachting dat de geldelijke
steunmaatregelen in verband met gebrek aan fondsen zullen afnemen,
waarbij wij denken aan de sectoren van de sociale woningbouw,
stadsvernieuwing, woningverbetering e.d.
Dit betekent dat de lasten meer en meer gedekt zullen moeten worden
door hogere huren. Wij verwachten hier dan ook een meer dan
trendmatige stijging. De woonlastenquote die in de huurwoningen
sector zeer laag is (in 1980 betaalden 50% van de huurders 11,1% of
minder, 30% slechts 8% of minder van hun inkomen), zal dan stijgen.
Wij zijn van mening dat de overheid het beleid dient te richten op het
bereiken van meer evenwichtige verhoudingen tussen de koop- en
huursector.
Een verder zeer belangrijke voorwaarde voor activering van de grote
latente vraag naarde eigen woning is de daling van de hypotheekrente.
Deze daling is mede te bereiken indien de overheid orde op eigen zaken
stelt en zo de aanzienlijke druk op de kapitaalmarkt van overheidswege
vermindert.
De markt voor exploitatiewoningen vertoont de bekende spanning
tussen huuropbrengst en kosten, waarbij deze spanning vaak wordt
'opgelost' door op het onderhoud te beknibbelen. De uitweg van
verkoop van deze woningen aan huurders c.q. bij leegkomen aan
derden, wordt door maatregelen van gemeenten steeds moeilijker
realiseerbaar. Wij vrezen dat het onderhoud uiteindelijk het kind van de
rekening zal worden, hetgeen niet bijdraagt aan de kwaliteit van ons
nationale woningbestand.
Dat de financiers van deze woningen ernstig gedupeerd dreigen te
worden door de plotselinge en plaatsgebonden ingrepen van de
gemeentelijke overheden, die uiteraard hun invloed op de waarde niet
missen, mag een duidelijke zaak worden geacht.
De vraag naar gunstig gelegen kantoorruimte, vooral in de grote
steden, was in 1980 onverminderd goed, zij het dat hier een verdere
verschuiving plaatsvond van koop naar huur. Kantoorgebouwen waren
de meest gezochte beleggingsvorm van de institutionele beleggers.
De huidige moeilijke economische omstandigheden zullen in 1981 een
drukkend effect hebben, zowel op de bij nieuwbouw te behalen
17