Het financieringsbedrijf
Gezien de looptijd van de aangetrokken middelen zijn de
hypotheekbanken voor hun passieve financiering voornamelijk
aangewezen op de open- en onderhandse kapitaalmarkt.
De continue vraag naar hypothecair krediet maakt een continu
beroep op deze markten noodzakelijk. Voor de open kapitaalmarkt
beschikken de hypotheekbanken daartoe over het onmisbare
instrument van de doorlopende pandbriefemissie. De noodzaak van
een eigen continue toegang tot de kapitaalmarkt is typisch een
probleem van de hypotheekbanken, omdat zij geen wezenlijke
andere financieringsbronnen bezitten. Ook na inpassing van de
hypotheekbanken in de financiële ordening in ons land op basis
van de nieuwe wettelijke regeling blijft deze noodzaak bestaan.
Hoewel het vastgoedbedrijf langzamerhand niet meer uit de
normale bedrijfsvoering van een hypotheekbank is weg te
denken, blijft dit bedrijfsonderdeel op grond van de statutaire
solvabiliteitsnormen beperkt van omvang. Ons beleid is er dan
ook primair op gericht projecten voor de markt te ontwikkelen,
waarbij het in eigen exploitatie nemen van onroerend goed als
een tijdelijke stalling moet worden gezien teneinde het afstoten
op het juiste moment te doen geschieden. Het afstoten van
verhuurd onroerend goed kan behalve aan de individuele belegger
ook geschieden via de vorming van een vastgoedbeleggingsfonds.
De ontwikkeling van de door ons in 1975 op de markt gebrachte
nv Beleggingsmaatschappij 'Agora' laat duidelijk zien dat er grote
behoefte bestaat aan goede vastgoedbeleggingsfondsen.
De daling van de kapitaalrente, welke in de laatste maanden van
1976 door het herstelde vertrouwen in onze gulden begon, zette
zich in 1977 voort. Werden in oktober 1976 nog 10 pandbrieven
afgegeven, in januari van het afgelopen jaar vond met succes
afgifte plaats van 8 pandbrieven. In het derde kwartaal van 1977
werd met pandbrieven voorlopig het laagste renteniveau
bereikt.
Naast het reeds vermelde vertrouwen van het buitenland in de
gulden, hadden het lage investeringsniveau en de dalende
inflatie een duidelijke invloed op de ontwikkeling van de
kapitaalrente in Nederland.
Gezien het niveau van de bedrijfsinvesteringen, welke zich
grotendeels beperkten tot vervanging van bedrijfsmiddelen en
veelal uit de eigen cash-flow door de bedrijven konden worden
gefinancierd, doet een kredietrestrictie als door De Nederlandsche
Bank in het tweede kwartaal 1977 aan het bankwezen opgelegd
op het eerste gezicht onlogisch aan. De maatregel was dan ook
veeleer gericht tegen een voortgang van de explosieve expansie
van de hypothecaire kredietverlening, waarbij voor de financiering
van deze langlopende kredieten in toenemende mate een beroep
werd gedaan op de aan het bankwezen voor korte termijn
toevertrouwde middelen.
In dit verband hebben de hypotheekbanken op verzoek van
De Nederlandsche Bank onder andere hun reclameactiviteiten op
het gebied van het hypothecair krediet beperkt.
In 1977 hebben wij voor onze passieve financiering een groter
beroep gedaan op de onderhandse markt dan op de open kapitaal
markt.
In het totaal namen wij voor een bedrag van f 1.415 miljoen aan
14