12
Het financieringsbedrijf
De tegen het einde van 1973 opgetreden
lichte rentedaling op de kapitaalmarkt, is
niet van lange duur geweest. Integendeel,
mede door verwachtingen betreffende de
inflatoire ontwikkeling voor 1974 - als
gevolg van de energiecrisis - heeft de
lange-termijn-rentestand in het verslag
jaar een voor Nederland ongekend hoog
niveau bereikt. Zo bedroeg in augustus
1974 het gemiddelde effectieve rendement
van de laatste 3staatsleningen zelfs 10,45%.
Indicatief voor de recente ontwikkeling
van het rentepeil is een vergelijking
tussen het jaargemiddelde van 1973 en
1974. Was genoemd gemiddelde over 1973
nog 7,92%, voor het verslagjaar
kunnen wij reeds 9,82% noteren. Medio
september konden wij een dalende rente-
beweging op de kapitaalmarkt waar
nemen, die in de opvolgende maanden
versterkt werd door de verslechtering
van de wereldconjunctuur. Einde 1974
waren de rentetarieven weer op een
niveau beland, dat praktisch gelijk was
aan dat van het begin van het jaar.
Ondanks de turbulente ontwikkelingen
aan het rentefront, waren wij voldoende
in staat om de voor ons noodzakelijke
geldmiddelen aan te trekken. Bijna
gedurende het gehele verslagjaar waren
wij met onze pandbrieven, in rentetype
variërend van 9 tot 11 in de markt.
Daarnaast dekten wij onze additionele
kapitaalbehoeften door middel van het
afsluiten van leningen op schuldbekentenis.
Evenals in 1973 was de vraag naar
hypothecair krediet groot. De stijging
van de rentetarieven bleek hierop
nauwelijks van invloed. In het verslagjaar
werd in het totaal voor een bedrag van
f 500 miljoen aan hypotheken gesloten,
terwijl voor een bedrag van 282 miljoen
aan aflossingen werd ontvangen. Het bedrag
aan ingehouden depots, per ultimo 1973
f79,3 miljoen, bedroeg aan het einde van
het afgelopen jaar f 31,4 miljoen.
Ook dit jaar voldeden onze hypotheek-
debiteuren goed aan hun verplichtingen.
De vastgoedsector
In de ontwikkelingssector werd in de
loop van het verslagjaar de bouw van
enkele grote kantoorprojecten voltooid.
Twee van deze complexen werden
verkocht, een ander werd in eigen
exploitatie genomen en is inmiddels voor
een aanzienlijk deel verhuurd. Twee van de
zich thans in onze portefeuille bevindende
kantoorpanden zijn nog onverhuurd.
Overeenkomstig onze waarderingsnormen
hebben wij de op deze objecten rustende
rentelasten over 1974 geactiveerd. Op
basis van de huidige rentestand zullen
ook de rentelasten over 1975 en 1976
kunnen worden geactiveerd. Niettemin
hebben wij het, gezien de economische
situatie, gewenst geacht, ten laste van het
resultaat van 1974, een voorziening voor
kosten van leegstand ten bedrage van
f 5,5 miljoen te vormen.
Ten aanzien van het entameren van nieuwe
ontwikkelingsprojecten hebben wij in het
afgelopen jaar enige terughoudendheid
betracht. Gestart werd de bouw van vier
woningprojecten en een flatgebouw. In
samenwerking met anderen werd daarnaast
een bedrijfshallencomplex in aanbouw
genomen. In de A.B.N./F.G.H. projekt b.v.
werd een aanvang gemaakt met de
ontwikkeling van een drietal projecten.
In totaal werd in eigen projecten, alsmede
in projecten welke wij in samenwerking
met derden ontwikkelen, ƒ136,6 miljoen
geïnvesteerd. Ultimo 1974 bedroeg het
door ons geïnvesteerde bedrag in onder
handen zijnde projecten ƒ160,6 miljoen.
Op 1 april 1974 werd door ons opgericht
de n.v. Beleggingsmaatschappij voor
Vastgoed ‘Agora’, waarin werd onder
gebracht circa 80% van het bezit van de
Nevamij b.v., welke b.v. een gezamenlijk
50:50-bezit met Bredero Vastgoed vormt.
De bij deze transactie in de Nevamij
gemaakte winst is, verminderd met
verschuldigde vennootschapsbelasting,
bij Nevamij b.v. verantwoord.