De waarde van vastgoed Ten gevolge van de voortgaande groei van ons bedrijf werd aan het einde van het jaar de afdeling kredietverlening van ons kantoor Herengracht 433 naar een apart pand aan het Singel 464 te Amsterdam overgebracht. Als financier van vastgoed worden wij voortdurend geconfron teerd met de noodzaak ons omtrent de waarde van dat goed een oordeel te vormen. Daarbij stuiten wij op de moeilijkheid, dat het hanteren van objectieve maatstaven in deze materie allerminst eenvoudig is. Bij vastgoed wordt vaak de indruk gewekt, dat er sprake zou zijn van een objectieve waarde los van de functie, die het goed heeft voor degene te wiens behoeve de waardering geschiedt. Bij andere goederen wordt zonder meer aangenomen, dat de waarde varieert afhankelijk van de positie waarin men tot het goed staat. De autofabrikant waardeert zijn voorraad niet- verkochte auto's anders dan de handelaar en die weer anders dan het bedrijf, dat zojuist een aantal auto's heeft aangeschaft. Naar onze mening is het bij vastgoed evenmin mogelijk een algemeen geldend waardebegrip te formuleren, dat door ieder economisch subject, los van diens uit zijn functie voortvloeiende relatie tot het goed, gehanteerd kan worden. Zo zal bijvoorbeeld de waardeschatting van een bedrijfspand door respectievelijk een adspirant-gebruiker, een belegger en een hypothecaire financier tot uiteenlopende uitkomsten leiden. Terwijl eerstgenoemde zich bij de schatting voornamelijk zal laten leiden door de specifieke kwaliteiten, welke het goed qua aard en ligging voor zijn bedrijf heeft, zal de belegger in de eerste plaats het rendement op het oog hebben; de hypothecaire financier zal met name geïnteresseerd zijn in de te verwachten opbrengst bij een eventuele gedwongen verkoop. Bij onze bedrijfsvoering beleven wij binnen onze algemene financieringsfunctie het waarderingsprobleem op verschillende wijzen, en wel als verschaffer van hypothecaire financiering, als ontwikkelaar en als eigenaar-exploitant. Deze onderscheiding heeft een globaal karakter; in toenemende mate treden mengvormen op, waarbij wij als hypothecaire financier hetzij in de eigendom dan wel in het exploitatieresultaat participeren. Op de waardering van objecten ten behoeve van de hypotheek- verschaffing zullen wij in het kader van deze beschouwing niet verder ingaan; hieraan hebben wij in vorige jaarverslagen reeds meermalen uitvoerige aandacht geschonken. Bij de waardering van ons vastgoedbezit moeten wij ons steeds realiseren in welke functie wij tot dit bezit staan. De waardering is een andere voor vastgoed dat in ontwikkeling is, dan voor vastgoed dat reeds in exploitatie is gekomen. Voor vastgoed, dat wij willen verkopen, gelden weer andere maatstaven, die meer door toevallige marktfactoren worden bepaald. De waardering van onze ontwikkelingsprojecten geschiedt in beginsel op basis van stichtingskosten. Deze maatstaf is, zolang het object nog niet volledig in exploitatie is genomen, dus nog niet een volledig rendement oplevert, mede gezien de beperkte duur van deze fase, logisch. Niettemin is een voortdurende kritische beoordeling op haar plaats. Zo kunnen zich, en dit geldt met name voor grote objecten als stadskernreconstructies, tijdens de ontwikkeling onvoorziene situaties voordoen, welke de uitkomst van het object in gunstige of ongunstige zin diepgaand beïnvloeden. Ten gevolge hiervan kunnen na kortere of langere tijd herwaarderingen of belangrijke extra afschrijvingen op de stichtingskosten noodzakelijk zijn. In’de balans van de vastgoedmaatschappijen is het vastgoed in ontwikkeling opgenomen voor de stichtingskosten ad f 14.813.000,Wij achten momenteel geen termen aanwezig op dit bedrag correcties toe te passen.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1970 | | pagina 14