Verslag van de Raad van Bestuur
Inleiding
In het afgelopen boekjaar hebben conjuncturele spanningen hun
stempel gedrukt op de economische ontwikkelingen in ons land. Zij
deden zich in het bijzonder gelden op de kapitaal- en arbeidsmarkt.
Ook in het komende jaar zal geen sprake zijn van een werkelijk
bestedingsevenwicht, daar men dit tracht te bereiken door het terug
dringen van de particuliere investeringen door middel van krediet-
restricties en door het beperken van de gemeentelijke investeringen
door middel van centrale financiering.
Hoewel het begrote financieringstekort van het Rijk naar beneden
is gebracht, is dit in feite nog te hoog. Voor een goede functionering
van de kapitaalmarkt zal dit tekort verder moeten verminden
Dit kan het beste geschieden door de groei van de overheidsuitgaven
in te perken.
Door de verstoring van de kapitaalmarkt wordt de particuliere
bouwactiviteit geschaad. Dat wij, die voor onze hypothecaire
uitzetting in belangrijke mate op de particuliere bouwactiviteit
aangewezen zijn, niettemin een bruto produktie aan hypothecaire
leningen behaalden van f 171 miljoen, stemt in dit licht bezien tot
tevredenheid.
Het woningbeleid
In ons vorig jaarverslag hebben wij uitvoerig aandacht besteed aan
het woningbeleid van de minister van volkshuisvesting en wel in het
bijzonder aan de doorstroming. Ook de minister ondervindt bij de
uitvoering van zijn beleid de nadelige gevolgen van de conjunc
turele spanningen. Het uitstel van de wettelijk vastgestelde huur-
E
verhogingen in het kader van het terugdrukken van de prijsstijging
vormt een ernstige inbreuk op dit beleid. De huurverhogingen
hebben niet alleen tot doel de doorstroming en daardoor de ophef
fing van de woningnood te versnellen, doch tevens de beleggers te
animeren in de woningbouw te blijven investeren. Voor dit laatste
is echter vertrouwen op lange termijn in het woningbeleid van de
regering een eerste vereiste. Indien wettelijk vastgestelde maat
regelen zo gemakkelijk worden gewijzigd, komt dit het vertrouwen
niet ten goede. Het doet vreemd aan dat voortdurend met klem
wordt gepleit voor opheffing van de woningnood, maar dat
men juist op het gebied van de volkshuisvesting steeds meer bereid
is concessies te doen, die de oplossing van dit vraagstuk vertragen.
De nieuwe richtlijnen die de minister van volkshuisvesting en
ruimtelijke ordening aan de gemeenten heeft gegeven ten aanzien
van het verlenen van woonruimtevergunning en het beperken der
vorderingsmogelijkheden, achten wij een belangrijke stap in de
richting van een betere verdeling van het bestaande woningbestand
in de nog niet geliberaliseerde gebieden.
De geleidelijke opheffing van de woonruimtewet in de geliberali
seerde gebieden is een logisch gevolg.
Wij stellen voorop dat de distributie van het woningbezit in niet- I
geliberaliseerde gebieden niet uitsluitend door de werking van het
marktmechanisme kan geschieden. Additioneel zal hier een
distribuerend orgaan moeten functioneren. De normen, die door j
deze organen bij de distributie worden gehanteerd, moeten
uitsluitend strekken tot een optimale verdeling van de beschikbare
woonruimte. Wij hebben in het verleden bij herhaling de aandacht
gevestigd op de van gemeente tot gemeente verschillende toepassing
van regels bij de woonruimteverdeling, vaak ingegeven door
beperkte gemeentelijke belangen.
1
12