niet wenselijk zijn thans reeds tot individuele sub
sidiëring van de sociaal-zwakkeren over te gaan.
De verstoring op de woningmarkt is hier veel groter
en de verschillen in de huurprijzen, die voor een
zelfde woongenot worden betaald, zijn hier nog
aanzienlijk. Normalisering van individuele subsi
dies voor sociaal-zwakkeren is hier nog niet moge
lijk. Distributie door de overheid, rechtstreeks dan
wel indirect, is hier nog noodzakelijk; zeker is dit
het geval voor die categorieën waar de verstoring
van vraag en aanbod het grootst is. Door de jaar
lijkse huuraanpassingen en de afbraak van de sub
sidies, gepaard gaande met een woningbouwactivi-
teit welke zich richt op de bestaande behoefte,
zouden deze markten te zijner tijd verder gelibe
raliseerd kunnen worden.
Uit het voorgaande blijkt, dat op dit moment twee
doorstromingsinstrumenten moeten fungeren, na
melijk het prijsmechanisme en de distributie door of
via de overheid, willen wij een optimale verdeling
van het woongenot in de nabije toekomst bereiken.
In het wetsontwerp huurdersbij dragen werd ge
poogd een jarenlang scheefgegroeide distributie
van woongenot voor bepaalde categorieën wonin
gen en huurders een impuls te geven in de richting
van een meer optimale verdeling. Het zou logischer
geweest zijn indien directe maatregelen waren be
raamd om in de toekomst de distributie door de
overheid zodanig te laten geschieden, dat een meer
optimale verdeling zou ontstaan. In het verleden
is de distributie van de woonruimte steeds een
bijzonder zwak punt in het beleid van de overheid
geweest.
Wij hebben er in onze jaarverslagen bij herhaling
op gewezen, dat het onjuist is dat de distributie van
woonruimte door de gemeenten veelal gemeentege-
wijze en per gemeente volgens verschillende maat
staven geschiedt. Op deze wijze valt de woning
markt in een aantal kleine marktjes uiteen, waar
door een optimale verdeling wordt tegengehouden.
Daarnaast spelen bij de distributie door gemeen
ten vaak voorkeurselementen een rol, bijvoorbeeld
de behoefte woonruimte te verstrekken aan eigen
ambtenaren, waarbij iedere correlatie van in
komen en huur zoek is. Een groot aantal ge
meenten hanteert tevens een vestigingsbeleid,
waarbij niet in het minst recht wordt gedaan aan
de algemene tendens tot scheiding van woon- en
werkgebied. Het is strikt noodzakelijk, wil de con
tinue herverdeling van hetwoningvolume maximaal
tot haar recht komen, dat een distributiemethodiek
op grond van de woonruimtewet een algemeen
karakter heeft en dat de gemeenten zich beperken
tot het aangeven van de grenzen voor de huren van
woningen, die voor distributie in aanmerking
komen.
Ten slotte hebben wij ons nader te bezinnen over de
oorzaken die tot doorstroming leiden. Wij dienen
ze te zoeken in de voorkeur en de mogelijkheden
die ieder voor een bepaald woongenot heeft.
In het persoonlijk leven van de mens vinden gebeur
tenissen plaats die even zovele impulsen vormen
om te willen doorstromen: zoals huwelijk, gezins
uitbreiding, echtscheiding, wijzigingen van inko
men, ziekte, invaliditeit en dood. Een analyse van
deze gegevens kan bij een bestudering van dit
vraagstuk niet worden gemist. Daarnaast zijn er in
onze hedendaagse maatschappij een aantal alge
mene tendensen ten aanzien van de doorstroming
waarneembaar, waarbij wij allereerst willen wijzen
op de grotere mogelijkheid van spreiding van
woon- en werkgebied door de uitbreiding van de
vervoersmogelijkheden. De groei van onze maat
schappij, gepaard gaande met een algemene wel-
vaartsverbetering, en de behoefte aan nieuw en mo
dern wooncomfort vormen algemene symptomen die
duidelijk wijzen in de richting van de mogelijkheid
en bereidheid door te stromen naar betere wonin-
*7