aan de scala van mogelijkheden die bij financiering van onroerend goed aan de orde kunnen komen. Hierboven stelden wij dat de omvang van de hypothecaire portefeuille niet de enige indicatie is voor een gezonde ontwikkeling van het bedrijf. In 1962 namen wij de n.v. ‘Gemeenschappelijk Eigendom’ over met een tweeledig doel, namelijk om bovenvermelde sale and lease back-transacties mogelijk te maken en om daarnaast op korte ter mijn ons geheel vertrouwd te maken met de ont wikkeling van onroerend goed, op welk gebied wij met ons eigen apparaat reeds een jarenlange erva ring hadden opgedaan. De uitbouw van deze ontwikkelingsmaatschappij beschouwen wij naast het bankbedrijf als een be langrijke uitbreiding van onze mogelijkheden. Deze vorm van concentratie is uiteraard van een ander karakter dan die waarmede wij in de derti ger jaren startten. Van de aanvang af lag het niet in de bedoeling ons op grote schaal te begeven in de exploitatie van onroerend goed. Het gaat ons voor alles om de ontwikkeling daarvan, begeleid door de financiering. In het kader van onze eigen bedrijfs- grootte is de portefeuille van de n.v. ‘Gemeen schappelijk Eigendom’ relatief klein. De exploitatie van onroerend goed in n.v.-verband heeft bij de bestaande wetgeving op de vennoot schapsbelasting trouwens weinig zin, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat, om de fiscale consequenties te ontgaan, constructies in de vorm van participa tiefondsen in onroerend goed zijn ontstaan. In de loop van de laatste jaren hebben wij herhaal delijk gewezen op de wenselijkheid om aan partici patiefondsen in onroerend goed, waarbij hypothe caire financiering plaatsvindt, beursnotering toe te staan. Aan open beleggingsfondsen van onroerend goed bestaat ons inziens een grote behoefte. In ons vorig jaarverslag deden wij met voldoening mede deling van de wijziging in de opvattingen van de Vereeniging voor den Effectenhandel op dit stuk. Hoewel het klimaat voor dergelijke vastgoedfond sen, na de algemene waardedaling van het on roerend goed, niet bijzonder gunstig was, vormde dit niet de reden waarom wij vooralsnog hebben afgezien van het zelf creëren van participatiefond sen. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat voor goed geselecteerd onroerend goed met een stijgen de verwachtingswaarde altijd belangstelling be staat. Wij zijn daarenboven in staat via onze ont wikkelingsprojecten dergelijk onroerend goed te creëren en onder de beleggers te distribueren. Wat ons tot nog toe tegengehouden heeft, is hoofdzake lijk de gekunstelde juridische vorm die bij deze participatiefondsen moet worden gekozen terwille van de fiscale consequenties. Wij verwachten ech ter dat met de verheffing van het wetsontwerp ven nootschapsbelasting tot wet de fiscale belemme ringen voor de oprichting van open beleggings maatschappijen in n.v.-vorm zullen zijn opgehe ven. Willen deze maatschappijen zich echter ge zond kunnen ontwikkelen, dan dient de mogelijk heid tot het opnemen van aanmerkelijke leenfinan- ciering aanwezig te zijn. Zodra dit fiscale klimaat zal zijn geschapen, ligt het in onze bedoeling open beleggingsmaatschappijen in n.v.-vorm tot stand te brengen. Voor de markten waarop wij opereren, namelijk de kapitaal- en de onroerend goed-märkt, heeft het beleid dat de overheid voert belangrijke conse quenties. In ons vorige jaarverslag noemden wij als één van de lichtpunten voor een betere ontwikke ling van de kapitaalmarkt dat door de regering weer een dominerende plaats aan de budgetpoli- w HET BELEID VAN DE OVERHEID ulti 14

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1968 | | pagina 16