Here bouw niet eerbiedigt, passen niet in de uit gangspunten van het huidige regeringsbeleid. Tot op heden heeft de onzekerheid in de politiek van rijks- en lagere overheid tot gevolg gehad, dat de prijsvorming van onroerend goed een kunst matig karakter droeg. Hierdoor werd de toekomst waarde van het onroerend goed, een voor exploi tanten en financiers uitermate belangrijk gegeven, tot een onvoorspelbare factor. Ook op andere wijze wordt bij de grondpolitiek onzekerheid omtrent toekomstige waarde geschapen, namelijk door erf- pachtsvoorwaarden, waarbij door gemeenten een zo specifieke bestemming aan de uit te geven grond en daarop te bouwen opstallen wordt gegeven, dat voor dit onroerend goed in de toekomst geen markt aanwezig is. Dergelijke objecten lenen zich om deze redenen alleen al niet voor kredietverlening. De in 1965 gewijzigde erfpachtsvoorwaarden van de gemeente Amsterdam scheppen naast het boven vermelde euvel een andere onzekerheid, doordat de erfpachtscanon elke 5 jaar wordt herzien, waarbij de index gekoppeld wordt aan de stijging of daling van het algemeen prijspeil. Deze wijziging heeft dan ook scherpe kritiek ondervonden van al degenen, die bij de bouw, koop, financiering en exploitatie van onroerend goed betrokken zijn. Afgezien van de bezwaren die indexering in het al gemeen heeft, daar zij de afweerkrachten tegen inflatie uitholt, getuigt de methode van koppeling van de hoogte van de canon aan de ontwikkeling van het algemeen prijspeil van onvoldoende inzicht in de waarde van onroerend goed. Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat de waarde van een pand op erfpachtsgrond in even redigheid met de index van het algemene prijspeil zou toenemen. Bij verhuurwoningen zullen de bruto-inkomsten lang niet altijd toenemen bij een algemene prijsstijging; de netto-huuropbrengsten kunnen zelfs wel dalen door toeneming van onder houdskosten, assurantiepremies en gemeentelijke belastingen. Voor oudere woningen en bedrijfs panden bestaat zelfs de mogelijkheid dat de bruto- huurinkomsten dalen wanneer zij incourant zijn geworden of slijtage verschijnselen vertonen. Als een gemeente onder zulke omstandigheden de canon voor de erfpachtsgrond verhoogt, is dat zon der meer een extra last voor de bezitter van het pand. De geïndexeerde canon is dan een additionele heffing, afhankelijk van een omstandigheid, waar aan de bezitter van het onroerend goed niets kan doen en waarvoor hij niet kan uitwijken. De be doelde regeling legt een risico op de private bouw in Amsterdam; het gevaar is namelijk niet denkbeel dig dat, bij de toch al hoge canons, in geval van voortgezette prijsinflatie op den duur exploitatie niet meer kostdekkend wordt. Bij eventuele particu liere investeringsplannen zal dit extra risico zeer zwaar wegen. In ons jaarverslag over 1964 hebben wij gewezen op het belang van vastgoedfondsen, daar deze vooral voor kleine beleggers de mogelijkheid bieden ook met een bescheiden vermogen reeds een deel daar van in onroerend goed te beleggen. Spreiding van dit vermogen over de drie hoofd typen van belegging rentedragende lening, aandelen en onroerend goed, wordt hierdoor mogelijk. Naar onze opvatting behoorde de mogelijkheid te worden geschapen om naast de niet - genoteerde vastgoedfondsen, welke duidelijk in een behoefte voorzien - vastgoedfondsen tot de beursnotering toe te laten. Deze ontwikkeling werd belemmerd, VASTGOEDFONDSEN 17

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1967 | | pagina 22