ven te converteren in 5 -pandbrieven tegen een
koers van 99
Op 12 juni werd de uitgifte van 5 %-pandbrieven
gestaakt, waarna op 15 juni overgegaan werd tot de
uitgifte van 5J %-pandbrieven (serie L) 100
Op 29 juni werd de koers van uitgifte verlaagd tot
99 en op 17 juli werd de uitgifte stopgezet.
De rente op de kapitaalmarkt liep nu in een snel
tempo op.
Van 20 juli tot 31 juli werden 5! %-pandbrieven
(serie N) uitgegeven tegen een koers van 99 en
van 3 augustus tot 7 september 6 %-pandbrieven
(serie DW) tegen een koers van 100
Behalve voor conversie van per 1 december uit
gelote pandbrieven, waarbij 5! %-pandbrieven
tegeneen koers van 100% werden beschikbaar ge
steld, werden na 7 september geen pandbrieven
meer uitgegeven. Tegen het einde van het boekjaar
was een lichte teruggang in de rente op de kapi
taalmarkt waar te nemen; het binnenlandse aan
bod van kapitaal bleef echter zeer beperkt. Wel
veroorzaakte de hoge rente een belangrijke kapitaal-
import, die zich mede op onze pandbrieven richtte.
Van de mogelijkheid tot conversie werd ook dit jaar
een bevredigend gebruik gemaakt. In 1964 plaat_
sten wij in totaal aan pandbrieven voor een bedrag
van 145,1 miljoen (vorig j aar 99,2 miljoen), ter
wijl aan onderhandse leningen voor 33,3 miljoen
(vorig jaar/57,1 miljoen) werd gesloten.
Doordat in 1964 hoog rentedragend leenkapitaal
moest worden aangetrokken, steeg de gemiddelde
rente van de per het einde van het boekj aar uitstaan
de pandbrieven en schuldbekentenissen aanzienlijk
ze bedroeg 4,4862 op het einde van het boekjaar
tegen een gemiddelde rente van 4,1842 per ulti
mo 1963.
Op 31 december 1964 stond uit een bedrag van
590,3 miljoen aan pandbrieven en 250,4 mil
joen aan schuldbekentenissen, tezamen 840,7
miljoen tegen 725,6 miljoen per ultimo 1963.
De netto hypothecaire produktie lag in het verslag
jaar een fractie boven die van het vorig jaar; zij be
droeg in 1964 183,7 miljoen tegen 182,9 miljoen
in 1963. Mede als gevolg van de grotere portefeuille
lagen de aflossingen boven het peil van 1963, name
lijk 90,3 miljoen in 1964 tegen 78,2 miljoen in
1963. Uit het voorgaande volgt, dat de netto voor
uitgang in 1964/93,4 miljoen bedroeg tegen/104,7
miljoen in 1963. De in het vorig jaarverslag geme
moreerde toename van het gemiddeld uitstaand
leningbedrag zette zich in 1964 voort; het gemid
delde uitstaande bedrag bedroeg per ultimo 1964
ƒ47.000,- tegen 41.800,- per ultimo 1963 en
ƒ37.700,- per ultimo 1962.
Voor een gedeelte is de toename een gevolg van de
verstrekte leningen aan coöperatieve verenigingen.
Juridisch gezien is bij een lening aan een coöpera
tieve vereniging slechts sprake van één lening, ter
wijl economisch gezien van een belangrijk groter
aantal leningen kan worden gesproken, te meer door
dat elk lid/bewoner zich borg stelt voor het door
hem ontvangen deel van de hypothecaire lening.
Indien wij elk lid/bewoner als een afzonderlijke
leningdebiteur beschouwen, zou ons leningaantal
per ultimo 1964 met 6962 vermeerderen. Dit bete
kent dat, economisch gezien, het gemiddelde uit
staande leningbedrag per ultimo 1964 34.400,-zou
bedragen tegen gemiddeld ƒ30.800,- per ultimo
1963 en 28.700,- per ultimo 1962.
Onze debiteuren voldeden in het algemeen goed
aan hun verplichtingen. Slechts in elf gevallen
moest tot executie van het onderpand worden over
gegaan, waarbij in tien gevallen de opbrengst der
17
PANDBRIEVEN
en schuldbekentenissen
840.000.000,—
HYPOTHECAIRE LENINGEN