theekbank echter vaak in staat zijn de ontbrekende middelen als hypothecaire lening te verschaffen. Het is immers in zekere mate dezelfde kring van spaarders, die het ene moment de voorkeur geeft aan vastgoedparticipaties en de andere keer pand brieven prefereert. De hypotheekbank kan hier de financiering van vastgoedfondsen onder omstan digheden op de meest voor de hand liggende wijze aanvullen. Als vastgoedfondsen deze mogelijkheid niet achter de hand hebben, is het voor hun bestuur niet ver antwoord voor rekening van het fonds een vooruit ziende en uit dien hoofde in principe meest voor delige beleggingspolitiek te voeren. Dan blijft hen geen andere mogelijkheid over dan af te wachten hoeveel middelen er bij hen binnenkomen, om dan zo snel mogelijk tegen dagprijzen door derden ge stichte objecten over te nemen. Wij menen dan ook dat de opvatting van de Ver- eeniging voor den Effectenhandel, dat een vastgoed fonds alleen tot de notering ter beurze mag wor den toegelaten als de bepalingen van het fonds bij voorbaat uitsluiten, dat de vaste goederen bezwaard zouden worden, een onverantwoorde belemmering vormt voor de ontwikkeling van vastgoedfondsen. Al hebben zij dan een andere juridische en fiscale structuur dan onroerend-goed-beleggingsmaat- schappijen, economisch zijn zij daaraan gelijk. Om een vooruitziend beleggingsbeleid te kunnen voe ren, moeten zij altijd de mogelijkheid achter de hand hebben om op kredieten terug te kunnen vallen. Als dat voor de deelnemers voordelig is, moeten zij ook de mogelijkheid hebben in dezelfde mate van hypo thecaire leningen gebruik te maken als elke recht streekse belegger in onroerend goed. Aan deze bezwaren zou tegemoet gekomen worden, indien de Vereeniging naast vastgoedfondsen, welke aan haar huidige opvatting voldoen, ook vastgoed fondsen tot de notering zou toelaten die, evenals normale onroerend-goed-beleggers, de mogelijkheid tot het opnemen van hypothecaire leningen open willen houden. In ons vorig jaarverslag maakten wij reeds melding van een verhoging van de rentevoet tegen het einde van 1963. Deze ontwikkeling zette zich in 1964 voort. In augustus bereikte de rente haar hoogte punt op 6 De in 1964 heersende kapitaalschaar- ste werd met verschillende maatregelen door de overheid bevorderd, teneinde zo spoedig mogëïyk een afkoeling van onze oververhitte economie te be- reiken. Aan het eind van het jaar waren er tekenen te bespeuren, die wezen in de richting van een zekere ontspanning. Het beroep van binnenlandse particuliere zijde op de obligatiemarkt was in 1964 met ƒ531 miljoen aanzienlijk groter dan in 1963 (ƒ251 miljoen). Ons aandeel hierin bedroeg 145,1 miljoen of 27^% (vorig jaar 99,2 miljoen of 40%). Door de over heid werd in 1964/1.074 miljoen op de obligatie markt opgenomen tegen 1.523 miljoen in 1963. In het totaal werd in 1964 voor 1.660 miljoen (vorig j aar1 2 3 777 milj oen) op de obligatiemarkt geplaatst het aandeel van buitenlandse emissies hierin be droeg/ 55,9 miljoen (vorig jaar 2,7 miljoen). Zoals wij vorig jaar reeds mededeelden, werd op 2 januari 1964 begonnen met de uitgifte van 5 %- pandbrieven (serie F) pari. Deze uitgifte werd op 3 februari gestaakt. Op 19 februari werd opnieuw tot de uitgifte van 5 %-pandbrieven overgegaan en wel tegen een koers van 99I Per 1 juni werd de mogelijkheid opengesteld de uitgelote pandbrie- KAPITAALMARKT PANDBRIEVEN EN SCHULDBEKENTENISSEN 16

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1964 | | pagina 23