V *4 t i produktieoverwegingen in de bouwsector; de wijze waarop het landelijk woningtekort wordt benaderd en het negeren van het huuraspect bij een dergelij ke analyse, wettigt echter het vermoeden dat van een aanpak van de woningnood door een redelijke inperking van de vraag niet veel zal komen. Een beleid dat uitgaat van capaciteitsoverwegin- gen heeft de tendens kwantitatieve doelstellingen belangrijker te achten dan kwalitatieve. Hierdoor ontstaat het gevaar dat de woningproduktie zich nog meer dan voorheen gaat richten op woningen met een minimum aan woongerief en, mede de stij gende woonbeschaving in aanmerking genomen, een kortere economische levensduur. Het zou naar onze mening juister zijn de woning produktie meer te richten op de knelpunten van vraag en aanbod. Bouw in de vrije sector, van hui zen waarnaar een kapitaalkrachtige vraag bestaat, zou op lange termijn, algemeen economisch gezien, minder verspilling betekenen en tevens op korte ter- mijn bijdragen tot evenwichtiger verhoudingen in deze sector van de onroerend-goed-markt. Het streven naar evenwicht op de huurmarkt, me de door een huur- en subsidiebeleid dat zich richt op een beperking van de vraag, blijft een eerste eco nomisch en sociaal desideratum; opheffing van de woningnood, daling van de bouwkosten en een bouwproduktie, die zich richt op de wezenlijke wo ningbehoefte, wordt hierdoor verkregen. aantal iningen 4.500 3.500 2.500 1.500 4 t i i t i r ia L V juni ’58 juni ’59 juni ’60 juni '61 juni ’62 juni ’63 Voortschrijdende 12-maands gemiddelden van begonnen en voltooide woningen* in opdracht van particulieren en van Rijk, Gemeenten en Woningbouwverenigingen. Bron: C.B.S. van 1959 af inclusief bijzondere wooneenheden en boerderijen In opdracht van: begonnen 1 Rijk enz. voltooid J begonnen 1 Particulieren voltooid

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1963 | | pagina 16