Dit aantal woningen, dat sindsdien vermoedelijk nog
is toegenomen, is hoger dan het statistisch woningte
kort, dat op het ogenblik ongeveer 85.000 bedraagt.
In ons land stijgt als gevolg van de bevolkingsaan
was de vraag naar woningen op het ogenblik met
ongeveer 50.000 woningen per jaar. Op ons totale
woningbezit van 2,89 mln. eind i960, komen ter
lenigingvan de woningnood in 1961 ongeveer 32.500
woningen ter beschikking, dat wil zeggen slechts
1,1% van het totale woningbezit. In ons vorige
jaarverslag stelden wij dat globaal gezien landelijk
van een woningtekort vrijwel niet meer kan worden
gesproken. De gemiddelde woningbezetting be
draagt thans 3,99. Indien men rekening houdt
met de gezinsverdunning beweegt de verhouding
huishoudens/woningen zich reeds op vooroorlogs
peil. Door de huurverhoging van vooroorlogs bezit
zal de impuls tot verhuizing sterk toenemen. Een
rationelere bezetting zal hiervan het gevolg zijn.
Hieronder hebben wij aangegeven hoeveel ratio
neler de oude woningen worden bezet indien er een
verhuizing plaatsvindt. Onze waarneming heeft be
trekking op 422.000 woningen, die op 30 juni 1956
door één huishouding of één alleenstaande werden
bewoond in de drie grote steden. In de eerste cate
gorie - 242.000 woningen omvattend - heeft geen
verhuizing plaatsgevonden. In de tweede categorie
van 180.000 woningen hebben sinds 1946 één of
meer verhuizingen plaatsgevonden. Uit de grafiek
blijkt dat de woningen waarin een verhuizing heeft
plaatsgevonden veel rationeler zijn bezet. Het is
duidelijk dat de drang tot verhuizing bij een vrije
huur aanmerkelijk zal worden verhoogd, de door
stroming zal dan versneld plaatsvinden, een ratione
lere bezetting van het oude woningbezit zal daar
van onvermijdelijk het gevolg zijn.
Voor een effectieve bestrijding van de woningnood
zal het accent daarom op de huurpolitiek moeten
vallen. Een extra activering van de woningpro-
duktie kan bij de oplossing van dit probleem slechts
een aanvullende rol spelen.
De irrationele bezetting van het oude woningbezit
wordt in aanmerkelijke mate beïnvloed door de
vergrijzing van de bevolking. Een verhoging van
de huren zal voor de doorgaans minder kapitaal
krachtige bejaarden op sociale bezwaren stuiten.
Indien men echter de huren niet verhoogt zal de
woningnood niet alleen blijven voortduren, doch
zullen aan het einde van de rit bij het totaal vrij
geven van de huren nog veel ernstiger repercus
sies ontstaan. Wij achten het dan ook dringend
noodzakelijk, dat men in het bijzonder bij de pro-
duktie van woningwetwoningen veel sterker dan
voorheen het accent legt op de bouw van bejaar
dentehuizen en eenvoudige huizen voor ouden van
dagen dan op de bouw van woningen voor jonge
Verdeling huurwoningen. Bron C.B.S.
60% 35% 15%
voor i—i—’ 46gebouwd en betrokken, nadien geen verhuizing
4*% 35% 24%
voor 1—1— 46 gebouwd, nadien opnieuw betrokken
normaal bezet behalve keuken één vertrek per bewoner;
voor twee kinderen van gelijk geslacht tezamen één vertrek
Bron: Jaarverslag 1959
van de Centrale Directie van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid