In ons vorige jaarverslag hebben wij reeds als onze
mening uitgesproken, dat wij het niet juist achten,
dat een belangrijk deel van het oude woningbezit
(32% van het totaal aan vooroorlogse huurwonin
gen) in beginsel niet in de huurverhoging zou wor
den betrokken, aangezien de aanpassing aan de
evenwichtshuren voor deze categorie daardoor zou
worden opgeschort.
De mogelijkheid werd geschapen om, indien de uit
gezonderde woningen aan bepaalde onderhouds-
normen zouden voldoen dit ter beoordeling van
de huuradviescommissies deze alsnog in huur te
verhogen. De mogelijkheid, die reeds in principe
bestond, om een verzoek in te dienen tot huurver-
laging indien een woning in slechte staat verkeert,
werd daarbij geaccentueerd. Bij de toepassing van
deze regeling is wel gebleken, dat objectieve cri
teria omtrent de staat waarin de woning zou moe
ten verkeren moeilijk zijn te geven, terwijl het nog
moeilijker is ze overal op dezelfde wijze toe te pas
sen. Naar onze mening passen dergelijke maat
regelen dan ook niet in een globale overheidspoli-
tiek op het stuk van het woningbeleid. Op 31 ok
tober i960 waren van de 167.534 ingediende ver
zoeken tot huurverhoging 119.704 afgehandeld,
waarvan ongeveer 85% werd toegewezen. Op het
zelfde tijdstip waren 30.669 aanvragen tot huur-
verlaging ingediend. Van de 15.645 die inmiddels
waren afgedaan werd 70% toegewezen.
Het woningbouwprogramma voor i960 omvatte
80.000 woningen, waarvan 37.500 woningwetwo
ningen en ten hoogste 40.500 premiewoningen, zo
dat het aantal woningen in de vrije sector was ge
raamd op ten minste 2.000. Het woningbouwpro
gramma 1961 omvatte eveneens 80.000 woningen,
waarvan 32.500 woningwet- en hetzelfde aantal
premiewoningen, terwijl het aantal woningen in de
vrije sector 15.000 zou bedragen. Van het contin
gent premiewoningen zouden ten hoogste 5.000
worden gebouwd door woningbouwverenigingen,
waarbij overheidsgaranties voor daarvoor op te ne
men leningen gegeven zouden worden.
Dat het streven van de Regerilig om tot een ver
schuiving van overheids- naar particuliere bouw te
komen, resultaat heeft gehad illustreert de op pag.
16 opgenomen grafiek over voltooide woningen en
woningen waarvan met de bouw begonnen werd,
gesplitst naar opdrachtgevers, gedurende de laatste
vijf jaar.
Wat i960 betreft, werd in de eerste 11 maanden
met de bouw van 77.881 woningen begonnen.
Hiervan worden 32.803 gebouwd in opdracht van
Rijk, Gemeenten en woningbouwverenigingen en
45.078 in opdracht van particulieren. In de loop
van het jaar werd in veel grotere mate dan aan
vankelijk geraamd was in de vrije sector gebouwd.
De eerste 9 maanden van dit jaar werd in deze
categorie voor 9.892 woningen een bouwvergun
ning verstrekt. De grote belangstelling werd sterk
geactiveerd door een vertraging van de toekenning
van vergunningen in de sector premiebouw; niet
temin is het verheugend, dat blijkbaar ook naar
woningen in de vrije sector voldoende vraag was.
Dat het hier niet alleen dure woningen betrof be
wijst het feit dat van niet minder dan 42% van deze
woningen de bouwkosten (excl. grondkosten) be
neden ƒ20.000,lagen. Het is begrijpelijk dat in
het bouwprogramma 1961 door de Regering het
aantal woningen in de vrije sector belangrijk werd
opgevoerd nl. tot 15.000. Deze ontwikkeling is naar
onze mening verheugend; men kan hierin een
duidelijke ontwikkeling naar normale omstandig
heden bespeuren. Wij staan op het standpunt, dat
een snelle toekenning van bouwvergunningen bijna
even activerend op de particuliere bouwactiviteit
werkt als de toekenning van premies.
In december ontstond een kortstondige kabinets
crisis over de vraag of het woningbouwprogramma
1961 nog met 5.000 woningen zou moeten worden
uitgebreid. De Regering vreesde hierdoor - naar
onze mening terecht - gezien de reeds gesignaleerde
spanningen, moeilijkheden. Juist na beëindiging
van het verslagjaar werd de kabinetscrisis beëin
digd. Het aantal te bouwen woningen is nu op
82.500 vastgesteld, waarvan 33.750 woningwetwo
ningen en een zelfde aantal premiewoningen, terwijl
in het eerste halfjaar 1961 nader overleg zal worden
gepleegd over de mogelijkheid het bouwprogramma
met nog eens 2.500 woningen te verhogen.
Over het beleid dat op langere termijn zal worden
gevoerd om de afstand tussen de huidige huren voor
woningen en de te verwachten evenwichtshuren
15