Verslag van de directie over liet boekjaar 1960 Algemeen overzicht In het verslagjaar had ons land in economisch op zicht het getij mee, men slaagde er tevens in het evenwicht te bewaren. Als gevolg hiervan kon aan de toekomst worden gebouwd; het nationale inkomen - waarvan 25 werd bespaard - steeg in vergelijking met het voorgaande jaar met niet minder dan 10%. De groei van het nationale in komen werd nog overtroffen door de stijging van de bestedingen; de bouwactiviteit bewoog zich op een zeer hoog peil, waarbij zich verschijnselen voordeden van overspanning. Ons bedrijf, voor het aantrekken van zijn mid delen op de besparingen aangewezen en voor het uitzetten daarvan op de vraag naar hypothecair krediet, trof derhalve een klimaat dat zich bijzonder goed leende voor uitbreiding van zijn portefeuille, waarnaar wij dan ook met kracht hebben gestreefd. Er werd voor een bedrag van ƒ157,1 miljoen aan hypothecaire geldleningen gesloten, hetgeen in ver gelijking met het voorafgaande jaar een produktie- stijging betekent van 80%. De hypothecaire por tefeuille nam toe met een bedrag van ƒ89,9 miljoen, waardoor zij aan het einde van het verslagjaar ƒ451,2 miljoen bedroeg. Het woningbeleid Het woningbeleid van de Regering gaat uit van de „Nota inzake enkele hoofdpunten van het sociaal- economisch beleid in de naaste toekomst” van 25 juni 1959. De Regering stelt zich daarbij tot doel nor male omstandigheden op het gebied van de woning- voorziening te scheppen, waarbij wettelijke huur- prijsbeheersing, verdeling van woonruimte door de overheid en algemene subsidiëring van de woning bouw op de duur als een belemmering voor het ont plooien van een zo goed mogelijke financieel en sociaal verantwoorde voorziening op het gebied van de volkshuisvesting worden gezien. Ter bestrijding van de woningnood zou de Rege ring, zoals zij bij haar optreden in 1959 aankon- digde, tevens streven naar een uitbreiding van de woningvoorziening en -exploitatie door het parti culier initiatief, ook op het gebied van arbeiders woningen en goedkope middenstandswoningen, terwijl de mogelijkheid tot grotere zelfstandigheid en taakverruiming van woningbouwverenigingen nader zou worden onderzocht. Het regeringsbeleid is derhalve gericht op het her stel van een evenwichtige woningmarkt en heeft twee duidelijke aspecten, namelijk het tot stand komen van vrije evenwichtshuren èn de bouw van nieuwe woningen, waarbij de impuls sterker dan voorheen van het particulier initiatief zou moeten uitgaan. De in het verslagjaar genomen maatregelen zijn een rechtstreeks gevolg van dit beleid. Een procen tuele huurverhoging van 20% werd per 1 april doorgevoerd, een uitzondering werd gemaakt voor de vóór 1918 gebouwde woningen met lage huren; door het parlement werd deze uitzondering ver groot tot 435.000 vóór 1945 gebouwde woningen. *3

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1960 | | pagina 15