VERSLAG VAN DE DIRECTIE OVER HET BOEKJAAR 1959 ALGEMEEN OVERZICHT Het verslagjaar werd na het herstel, dat zich in 1958 aankondigde, gekenmerkt door een snel oplevende conjunctuur. In het afgelopen jaar bleven de bestedingen bij de nationale produktie ten achter. Naarmate het jaar vorderde namen de verschillende bestedings- categorieën echter in omvang toe. De gedifferentieerde loonvorming en de per 1 april 1960 aangekondigde compensatie-loon- ronde kunnen echter inflatoire impulsen schep pen. Hetzelfde geldt voor de toeneming van de investeringen in vaste activa en de vermeerdering van de voorraadvorming. Een hernieuwde ver storing van het evenwicht is derhalve niet geheel denkbeeldig. Wij betreuren het, dat het in de bedoeling ligt de door de Sociaal Economische Raad voorgestelde huurverhoging van 25 tot 20 terug te brengen een vermindering van de subsidielast van de over heid is uitermate gewenst, een snelle aanpassing van het huurniveau is bovendien dringend vereist. Wij achten het evenmin juist, dat een belangrijk deel van het oude woningbezit in beginsel niet in de huurverhoging zal worden betrokken, terwijl de bewoners daarvan wel looncompensatie zul len genieten. Voor de bewoners van deze wonin gen wordt de aanpassing aan de evenwichtshuren in feite opgeschort; bovendien wordt een extra inflatoire impuls geschapen. Woningbouw De grotere investeringsactiviteit manifesteerde zich in sterke mate bij de particuliere woning bouw. De algemene conjuncturele opgang en de ruimere kapitaalmarkt waren hiervan ongetwij feld de belangrijkste oorzaken. Daarnaast zal de grotere belangstelling van de overheid voor de particuliere bouw van invloed zijn geweest. Het aantal woningen, waarvan met de bouw werd begonnen, steeg ten opzichte van het vorige jaar in de particuliere sector met niet minder dan 36%; het aantal woningwetwoningen daalde daarentegen met 17 Het aantal in 1959 gereed gekomen woningen vertoonde een teruggang bij het jaar daarvoor. De oorzaak moet gezocht worden in het relatief geringe aantal woningen waarvan in 1958 met de bouw werd begonnen. Hiernaast nemen wij, evenals in ons vorig ver slag, een grafiek op, waarin de hierboven ge schetste ontwikkeling duidelijk tot uitdrukking komt. Aan de particuliere nieuwbouw droeg onze in stelling in het verslagjaar weer in ruime mate bij. Een belangrijk deel van de gesloten hypothecaire leningen betrof nieuw gebouwde woningen. Huurpolitiek Reeds het vorige jaar stelden wij, dat globaal ge zien landelijk van een woningtekort vrijwel niet meer kan worden gesproken; in de loop van het verslagjaar daalde de gemiddelde woningbezet- ting van 4,11 tot 4,05 inwoners per woning. In het jaar 1939, toen van een woningtekort geen sprake was, bedroeg dit cijfer 4,16. Voor een goed inzicht in het woningtekort achten wij dit cijfer bijzonder waardevol, in tegenstelling tot het zgn. statistisch woningtekort, waarover thans ook van ministe riële zijde wordt opgemerkt, dat het geen maat staf vormt voor de werkelijke woningbehoefte. Door de te lage huur van het oude woningbezit en de daarmee annex zijnde huurbeschermende bepaüngen blijkt in de praktijk nog weinig van opheffing van het woningtekort. Niettemin is deze opheffing in sommige streken en voor bepaalde categorieën woningen reeds waarneembaar. Uit het nieuwe ontwerp „Wijzi- 8

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1959 | | pagina 10