De gemiddelde rente der hypotheken bedroeg ultimo December 3,9608 tegen 3,8359 op 31 December 1950. Het verschil tussen hypotheek- en pandbriefrente bedroeg ultimo December 0,7427 tegen 0,6751 op 31 December 1950. Voor de verdeling van de bij onze vennootschappen uitstaande, zomede van de in 1951 gesloten leningen, verwijzen wij U naar de pagina’s 30 en 31 van dit verslag. Zoals uit de balans blijkt, was op 31 December ƒ22.934,21 aan rente achterstallig, tegen 27.327,98 op 31 December van het vorig jaar. Deze achterstand was op 12 Februari 1952 verminderd tot 16.693,96. Volgens de normen van het Contröle-Orgaan dient te worden afgeschreven 6.188,73. Per 31 December 1950 was afgeschreven 8.039,86, zodat ƒ1.851,13 vrijkomt, welk bedrag bij de reserve voor diverse belangen wordt gevoegd. Het op de balans voorkomende bedrag van de reserve voor hypotheken ad 123.076, is het bedrag, dat wij volgens de normen van het Contröle-Orgaan dienen te reserveren terzake van onvoldoende gedekte leningen, welke voor het merendeel gevallen van oorlogsschade betreffen. Het vorig jaar bedroeg deze reserve 139.989,26, zodat 16.913,26 vrijkomt, welk bedrag bij de reserve voor diverse belangen wordt gevoegd. De in de reserve voor hypotheken begrepen reserveringen voor oorlogsschade zijn ruimschoots voldoende voor dit risico, zodat het bovendien als „Reserve voor oorlogs schade” gereserveerde bedrag ad ƒ188.000,bij de speciale reserve wordt gevoegd. In het afgelopen jaar hebben wij 12 maal van ons recht van executie gebruik moeten maken. Verliezen werden daarbij niet geleden. Een overzicht van deze verkopen geven wij op pagina 32. Er kwam geen wijziging in ons bezit aan onroerende goederen door aan- of verkoop. Onze ingekochte onderpanden, welke voor ƒ1,te boek staan, waren op 31 December verhuurd voor 3.851,36. Nadere gegevens hierover vindt U op pagina 32. Behalve bij de daargenoemde ingekochte onderpanden zijn wij met uitzondering van onze kantoorgebouwen te Amsterdam en Groningen niet betrokken bij de eigendom van onroerende goederen. Voor de eigendommen van de tot ons concern behorende vennootschappen, verwijzen wij naar de betreffende verslagen. De bedongen periodieke aflossingen op de leningen kwamen in het algemeen regel matig binnen. Ons belang bij leningen, waarvan de onderpanden geheel of gedeeltelijk zijn verwoest (c.q. afgebroken) en/of onteigend, is verdeeld over: 98 leningen waarvan de onderpanden geheel verwoest (c.q. afgebroken) en/of onteigend zijnƒ1.483.945, 7 leningen waarvan de onderpanden gedeeltelijk verwoest (c.q. afgebroken) en/of onteigend zijn170.915, waarvan in verhouding drukt op het niet-verwoeste of ont eigende deel- 90.100, --80.815,— Totaal1.564.760,— Hiervan is tot dusverre voor 95 leningen tot een totaal bedrag van 1.479.360, inschrijving in het Grootboek voor de Wederopbouw verkregen. Deze inschrijving, ver meerderd met de waarde van de overgebleven grond, vormt voldoende dekking voor de restant-hoofdsommen, met uitzondering van één lening, in welk geval de inschrijving in het Grootboek plus de grondwaarde 3.655,lager zijn dan de restant-hoofdsom der lening ad ƒ7.100,—. Ook daar, waar onteigening van de grond heeft plaats gehad, overtreft 9 Friesch'Groningsche Hypotheekbank N.V.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1951 | | pagina 10