Tengevolge van het nog steeds zeer ruime aanbod van gelden voor belegging in
hypotheken daalde de hypotheekrente. Aangezien deze daling reeds lang door ons was
verwacht, waren wij, toen in voorgaande jaren de gelegenheid zich daartoe voordeed,
overgegaan tot conversie van pandbrieven in een lager rente-type.
In tegenstelling met het blijvend ruime aanbod van hypothecair kapitaal, werd de
markt voor langlopende obligaties als pandbrieven, iets minder ruim. Voorzover wij een
beroep op de markt deden voornamelijk voor conversie onzer nog uitstaande 3| pand
brieven vonden onze 3| pandbrieven tegen koersen van 100 100£ gemakkelijk
afzet. Het totaal uitstaande bedrag van het concern vermeerderde met 3.826.000,
De rente-marge liep in verband met bovengenoemde factoren terug, doch tengevolge
van een betere verhouding van de in totaal uitstaande bedragen aan hypotheken en
pandbrieven, zijn de bedrijfsuitkomsten niet ongunstiger dan het vorig jaar.
Tenslotte komt het ons gewenst voor enige mededelingen te doen over een onderwerp,
dat zowel vóór als nä de bevrijding ons veel zorg heeft gekost, namelijk de hypotheken
op van Joden afkomstige onroerende goederen.
Vóór de bevrijding konden wij uit de aard der zaak hierover niets vermelden en nä
de bevrijding hebben wij aanvankelijk gemeend, dat deze hypotheken geen moeilijkheden
zouden opleveren. Toen dit wel het geval bleek en zij zelfs aanleiding gaven toteen procedure,
hebben wij overeenkomstig het gebruik, ons er van onthouden hierover, hangende het
proces, mededelingen te doen.
Nu echter in 1948 tot tweemaal toe in de pers berichten verspreid zijn, die door hun
eenzijdige strekking een geheel onjuiste indruk geven, menen wij, ter voorkoming van
ongemotiveerde onrust ónder onze aandeelhouders en pandbriefhouders, niet gerechtigd
te zijn in ons jaarverslag langer het stilzwijgen te bewaren.
Deze persberichten hadden betrekking op een proces, dat de Staat der Nederlanden
o. a. tegen de Friesch-Groningsche voert, gedeeltelijk als herziening van de procedure van
de Landelijke Hypotheekbank tegen de Friesch-Groningsche, voor welke procedure indertijd
in onderling overleg tussen het Vakgroepbestuur en de Bestuurders der Landelijke
Hypotheekbank en met onze toestemming, onze instelling was uitgekozen.
In de bezettingstijd hebben wij onder Duitse druk een aantal leningen op van Joden
afkomstig onroerend goed gesloten, totdat de Landelijke Hypotheekbank begon te werken.
Toen deze ons een voorstel deed, bovengenoemde leningen over te nemen, hebben wij
deze leningen aan de Landelijke gecedeerd, omdat wij- het juister achtten, deze, ons op
gedrongen leningen niet langer aan te houden dan strikt noodzakelijk was.
Na de bevrijding hebben de Bestuurders van de Landelijke Hypotheekbank eerst
een poging gedaan met een beroep op de regeling van het Rechtsherstel, deze cessies aan
te tasten. De desbetreffende vordering is door de Raad voor het Rechtsherstel, Afdeling
Rechtspraak, afgewezen. Daarna is de Staat, als schuldeiseres van de Landelijke Hypotheek
bank, belanghebbende bij deze transactie, bovengenoemde, thans nog bij de Afdeling
Rechtspraak aanhangige procedure begonnen.
De door ons concern gecedeerde leningen bedragen 5.584.890,
Bovengenoemde persberichten gaven de indruk, dat dit gehele bedrag voor ons
verloren zou zijn, indien wij onverhoopt het proces mochten verliezen.
Dit is gelukkig geenszins het geval. Uit de afwikkeling vap een deel dezer leningen,
zoals deze reeds bij de Landelijke heeft plaats gevonden, blijkt inmiddels, dat onder meer
door het feit, dat vele der verbonden panden voordien met hypotheken waren belast en
2
Friesch-Groningsche Hypotheekbank N.V