Hypotheken. Winst. Reserves. - 6 De vooruitgang over het afgeloopen jaar bedraagt dus ƒ1,638,000. Op 31 December 1.1. had onze Instelling in totaal een bedrag van ƒ44,226,700.aan pandbrieven uitstaan. De uitgelote 31/2°/0 en 4»pandbrieven werden als gewoonlijk betaalbaar gesteld op 2 Januari, de 41/2 0/0, 5 0/o en 6°/o op 1 Maart d.a.v., dit in verband met de verschijndagen der coupons. Bovendien hadden de houders van uitgelote pandbrieven evenals het vorige jaar gelegen heid, hun stukken vóór de betaalbaarstelling te ruilen tegen andere, volgens den koers van uitgifte op den dag van aanbieding, met bijbetaling van het koersverschil door de Bank. Van dit recht werd een zeer bevredigend gebruik gemaakt. De nummers der in de vorige jaren uitgelote, nog niet ter verzilvering of ter verwisseling aangeboden pandbrieven vindt hierachter vermeld. De gemiddelde rente der pandbrieven bedroeg 31 December 1924 4,5274 C, tegen 4 4606 o/n op 31 December 1923. Wij sloten in het afgeloopen jaar 415 leeningen af, tot een bedrag van 6,542,350.—, terwijl wij aan aflossingen ontvingen ƒ5,225,450.—. De vooruitgang in uitstaande hypotheken bedraagt derhalve dit jaar ƒ1,316,900.—, waar door het uitstaand bedrag is gestegen tot ƒ45,163,875.—. In den regel worden de leeningen voor 5 jaar, bij uitzondering voor 10 jaar gesloten. De gemiddelde rente der hypotheken bedroeg op ultimo December 5,5943«tegen 5,4870 0/„ op 31 December 1923. Door de stijging van de gemiddelde rente der pandbrieven met 0,0668 °/o en die der hypotheken met 0,1073 werd het verschil in rente tusschen hypotheken en pandbrieven met 0,0405 0/0 verhoogd en gebracht op 1,0669 «/0. Zooals uit de Balans blijkt was per 31 December ƒ3,932.66 aan rente achterstallig, welk bedrag nu is verminderd tot ƒ2,040.53. Onder dit laatste cijfer komt nog een bedrag van ƒ1,743.44 aan rente van leeningen voor, waarvan de onderpanden reeds zijn verkocht en waarbij onze vordering geheel gedekt bleek té zijn, doch waarvan de afrekening nog niet heeft plaats gehad. In het afgeloopen jaar hebben wij 20 maal van ons recht van executie gebruik moeten maken. In 17 gevallen bleek onze vordering geheel gedekt te zijn, en wel meestal ruimschoots, in één geval leden wij een verlies van ƒ2170.- aan hoofdsom, terwijl in 2 gevallen de onderpanden waarop wij in totaal ƒ36,250.aan hypotheek hadden uitstaan door ons werden ingekocht. Deze onderpanden zijn gelegen te Nijmegen en te Bergen (N.-H.). De in het afgeloopen jaar behaalde winst bedraagt 469.242.98. Daaronder is begrepen een bedrag ad ƒ1.227.51 ontvangen van een het vorige jaar afgeschreven debiteurenvordering. Evenals vorige jaren werden de op de reserves gekweekte rente, de koerswinst en de winst door uitloting van de effecten der reserves, direct bij de reserves geboekt. Het nadeelig saldo van agio en disagio bij plaatsing, inkoop en verwisseling van pandbrieven, verminderd met de winst door uitloting van effecten van het aandeelenkapitaal en de koerswinst op deze effecten, werd als gewoonlijk op de reserve voor koersverschillen geboekt. Op onze beleggingen in effecten hebben wij dit jaar een koerswinst behaald van ƒ70.621.37. De fondsen, die boven pari genoteerd stonden zijn op 100 en de Russische effecten op nihil gewaardeerd. Wanneer U ons voorstel tot verdeeling der winst aanneemt, zullen de reserves in totaal met 267.785,99 worden vermeerderd en gebracht op 2.376.960,88.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1924 | | pagina 9