De nummers der in de vorige jaren uitgelote, nog niet ter verzilvering of ter verwisseling aangeboden pandbrieven, vindt U hierachter vermeld. De gemiddelde rente der pandbrieven bedroeg 31 December 1922 4.4372 0/Q tegen 4.4122% op 31 December 1921. Hypotheken. Wij sloten in het afgeloopen jaar 394 leeningen af, tot een bedrag van f 6,232,725.—, terwijl wij aan aflossingen ontvingen f 5,644,465. De vooruitgang in uitstaande hypotheken bedraagt derhalve dit jaar f 588,260.—, terwijl het uitstaand bedrag is gestegen tot f 42,796,500. De gemiddelde rente der hypotheken bedroeg op ultimo December 5.4384% tegen 5.3494 0/Q op 31 December 1921. Door de stijging van de gemiddelde rente der pandbrieven met 0.025 0/0 en die der hypotheken met 0.089% werd het verschil in rentemarge tusschen hypotheken en pandbrieven met 0.064% verhoogd en gebracht op 1.0012%. Zooals uit de Balans blijkt, was per 31 December f 5069.69 aan rente achterstallig, welk bedrag nu is verminderd tot f 2530.99. Onder dit laatste cijfer komt nog een bedrag van f 1929.43 aan rente van leeningen voor, waarvan de onderpanden reeds zijn verkocht, en waarbij onze vordering geheel gedekt bleek te zijn, doch waarvan de afrekening nog niet heeft plaats gehad. De voor velen onzer debiteuren moeilijke tijden zijn de oorzaak, dat wij meer dan in vorige jaren tot verkoop van de bij ons verbonden onderpanden moesten overgaan, en wel in totaal bij 23 leeningen. In 20 gevallen bleek onze vordering aan hoofdsom en rente gedekt te zijn, en wel meestal ruimschoots. Bij één executie bracht het onderpand minder op, dan onze vordering bedroeg, doch werd ons het restant door den directeur der geëxecuteerde N.V., die zich als debiteur voor de leening mede had verbonden, betaald. In 2 gevallen waren wij door bijzondere om standigheden genoodzaakt het bij ons verbonden onderpand in te koopen. Het eene onderpand verkochten wij spoedig daarop met winst, terwijl wij bij den onderhandschen verkoop van het ander een verlies leden. Bovendien getroostten wij ons een verlies bij een leening, waarvan de debiteur niet in staat was de verschuldigde rente en aflossing te voldoen, doch waarbij het onderpand met onze toe stemming bij onderhandschen verkoop werd verkocht voor een prijs lager dan onze vordering aan hoofdsom en rente bedroeg. Het in totaal bij deze transactie’s geleden verlies ad f 4687.29 vindt U op onze Winst- en Verliesrekening vermeld. In aanmerking nemende, dat de opbrengst van onroerende goederen bij gedwongen verkoop meestal aanmerkelijk lager is, dan bij een vrijwilligen verkoop, meenen wij over den afloop van de verschillende executie’s en daarmede over de voorzichtigheid van de voor ons gedane schattingen der onderpanden, zeer tevreden te kunnen zijn. Winst. De in het afgeloopen jaar behaalde zuivere winst bedraagt f 454,716.12. Hieronder is begrepen een bedrag van f 5155.75, dat wij te veel hadden gereserveerd voor onze aanslagen in de O. W. belasting over de jaren 1916, 1917 en 1918. Evenals de laatste jaren boekten wij ook dit jaar bij de reserves de winst door uitloting van en de koerswinst op de effecten van die reserves, terwijl de winst door uitloting van en de koers winst op de effecten van het aandeelenkapitaal met het saldo van agio en disagio bij plaatsing, inkoop en verwisseling van pandbrieven op de reserve voor koersverschillen werden geboekt. Reserves. Op ons effectenbezit, dat berekend is naar den koers van den laatsten beursdag van het jaar, doch waarbij de fondsen, die boven pari genoteerd stonden tot 100% zijn teruggebracht, hebben wij een koerswinst van f 53,880.43 kunnen boeken.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1922 | | pagina 9