5
Het winst-saldo bedraagt f 125,109.57.
19®
1909
23,105,966.39
22,732,300
14 0/0
488,953.20
Het bedrag der uitstaande pandbrieven is gedekt door:
1°. De gebouwde en ongebouwde onderpanden der hypothecaire leeningen.
2°. Het volteekend aandeelenkapitaal ad f 2,000,000.
3°. De reserves, te zamen bedragende f 488,953.20.
Wij stellen U voor: op de balanswaarde der ingekochte onderpanden f 10.000, op die
van de kantoorgebouwen f 2500 af te schrijven; van het saldo ad f 112.609.57 over 1909 een
dividend uit te keeren van 14 o/0 of f 28 per aandeelwaarop 20 o/0 is gestort (le Serie n0. 19
2e Serie n». 11, 3e Serie n0. 6), van het restant, dat na aftrek der bedrijfsbelasting ƒ13.936.60
bedraagt, nog af te schrijven op de balanswaarde van het kantoorgebouw te Amsterdam ƒ4000,
van dat te Groningen ƒ4000 en voor het saldo ad ƒ5936.60 de extra reserve te crediteeren.
Met het gebruikelijke overzicht van de verrichtingen der Bank en van haren toestand
van de oprichting af besluiten wij ons verslag.
1891 OVERZICHT 1909.
BEDRAG DER
HYPOTHEKEN.
BEDRAG DER
PANDBRIEVEN.
DIVIDEND.
RESERVES.
1® Boekjaar 1891
631,396.90
570,700.—
2 o/o
620.—
2®
1892
1,331,290.06
1,333,400.—
4 o/0
1,415.10
3®
1893
1,997,217.83
2,034,100.—
5 o/o
5,744.47
4®
1894
3,139,643.495
3,057,200.—
5 «/o
9,786.02
5«
1895
4,239,883.—
4,035,300.—
5 o/o
14,679.87
6®
1896
5,055,442.35
4,959,200.—
5
25,498.21
7®
1897
6,403,240.78
6,283,200.—
6 o/«
40,041.605
8«
1898
7,728,417.84
7,467,500.—
71/2
92,743.555
9®
1899
9,519,703.205
9,294,300.—
9 0/0
111,824.425
10®
1900
10,837,175.655
10,601,700.—
9 0/0
125,225.92
11®
1901
12,099,504.145
11,900,600.—
10 0/0
153,553.26
12®
1902
13,627,692.865
13,408,800.-^
12 o/0
185,577.27
13«
1903
16,441,520.395
15,704,700.—
12 o/0
218,666.21
14®
1904
17,813,718.29
17,609,600.—
13 o/0
336,640.83
15®
1905
19,804,282.615
19,505,200.—
15 o/0
369,488.28
16®
1906
20,663,021.165
20,448,200.—
12 o/0
400,062.78
17«
1907
20,552,809.675
20,548,800.—
12 o/0
401,856.205
18® I
1908
21,655,268.36
21,434,800.—
12 0/0
449,679.365
Jhr. Mr. O. Q. VAN SWINDEREN, president-commissaris.
Mr. P. B. J. REELING BROUWER, secretaris.