ZESTIENDE BOEKJAAR.
Het verslag dat wijingevolge art. 42 der statutenU over het 16e boekjaar onzer
bank thans aanbieden, moet tengevolge van verschillende gebeurtenissen, op ons bedrijf van
invloed, uitvoeriger zijn dan dat over één der voorafgaande jaren was.
Ten eerste is hier op zijn plaats een woord van hulde aan de nagedachtenis van onzen
commissaris den heer J. Schilthuis U.G.ZN. Als lid van de Commissie van toezicht,
heeft hij gedurende bijna 13 jaren zijne groote werkkracht en zijne rijpe ervaring steeds
ten dienste onzer bank gesteld. Zijne levendige belangstelling in onze zaken is tot aan zijn
dood onverflauwd blijven bestaan.
De heer F. I. de Greve, bankier te Leeuwarden, is op den 3en December 1906 door U
tot opvolger van dezen verdienstelijken commissaris gekozen en heeft deze benoeming aanvaard.
In Uwe vergadering van 17 Maart 1906 werden de heeren P. J. Vos, Jhr. Mr. W.
C. G. van Eijsinga en Mr. J. A. Tellegen door U herkozen, die allen hunne herbenoe
ming aannamen.
Thans treden volgens den rooster af de heeren I. I. Vriesendorp I.zn. J. H. A.
A. Kalff en F. I. DE Greve. In deze vacatures zal door U straks moeten worden voorzien.
Hoewel de gevolgen der bekende feitendie twee hypotheekbanken in Holland gevestigd in
moeilijkheden brachten, ook op den gang onzer zaken van invloed waren, werd het vertrouwen
in onze pandbrieven vooral dat van de houders in Friesland en Groningen geen oogenblik ge
schokt. De hooge rentestandaard heeft ons meer geschaad. Deze omstandigheden in aanmerking
genomen achten wij eene vermeerdering onzer pandbrievencirculatie in 1906 mét f 943,000
een zeer bevredigend resultaat. Wij vertrouwen dan ook dat, zoodra de rentestandaard weer
normaal zal zijn, ook onze pandbrieven weer tegen den gewonen koers zullen worden geplaatst.
Voornamelijk met het oog op onze eventueele aansluiting bij de Rijkspostspaarbank wordt
eene wijziging onzer statuten voorbereid, waaromtrent de voorstellen U binnenkort zullen
bereiken.
Nu het geldbeleggend publiek aan de controle van een accountant meer en meer waarde
gaat hechten, zal daarbij omtrent diens aanstelling en de regeling van diens taak een voorstel
worden gedaan.