nomen, behoefde evenmin als in vorige jaren tot uitloting van Pandbrieven te worden
overgegaan.
Op 31 December 1905 was aan Pandbrieven in circulatie een bedrag van f 19,505,200.
Op 31 December 1904 was dit bedrag- 17,609,600.
In 1905 is dus de circulatie vermeerderd met f 1,895/600.
De netto winst bedraagt f 125,033.51.
Wij stellen U voor het dividend over 1905 te bepalen op 15 of t 30 per aandeel
(le serie N°. 15, 2e serie NO. 7, 3® serie N°. 2), op de balanswaarde van het kantoor
gebouw te Amsterdam f 10,000 af te schrijven en voor het restant, na aftrek der
bedrijfsbelasting, f 7,244.60 de extra reserve te crediteeren.
Niet zonder voldoening meenen wij, als resultaat onzer vijftien jarige werk
zaamheid, te mogen wijzen op:
1°. een omloop van bijna 20 millioen.
2°. een reserve van bijna f 370,000.
3°. het totaal aan geleden verliezen van f 1,431.68s.
In 1895 op onderpand in de provincie Overijsel gelegen f 1227.61
1897 Groningen - 204.07s
Totaal verlies in 15 jaren f 1431.68s,
terwijl nimmer eenig onderpand is ingekocht.
De waarborgen die onze pandbrieven thans aanbieden zijn, behalve de solvabiliteit
onzer debiteuren
1°. De gebouwde en ongebouwde onderpanden der Hypothecaire leeningen.
2°. Het geheel geplaatste aandeelenkapitaal ad f 2,000,000, waarop twintig
is gestort.
3°. De statutaire en de extra-reserve die, vermeerderd met de gekweekte rente
ad f 11,840.— en haar aandeel in de winst van dit jaar ad f 12,503.35, te zamen zullen
bedragen f 369.488.28.
1891 OVERZICHT 1905.
1
i
9%
14®
13 0/0
15«
1
1905
19,804,282.615
19,505,200-
15o/o
369,488 28
- 5
BEDRAG DER
HYPOTHEKEN
BEDRAG DER
PANDBRIEVEN.
DIVIDEND.
RESERVES.
1® Boekiaar 1891
631,396.90
570,700.—
2%
620.—
2®
1892
1,331,290.06
1,333,400.—
4°/0
1,415.10
3®
1893
1,997,217.83
2,034,100.—
5 o/o
5,744.47
4®
1894
3,139,643.49s
3,057,200.-
5%
9,786.02
5®
1895
4,239,883.—
4,035,300.—
5%
14,679.87
6®
1896
5,055,442.35
4,959,200.—
5 o/o
25,498.21
7®
1897
6,403,240.78
6,283,200.—
6%
40,041.605
8®
1898
7,728,417.84
7,467,500
7i/2°/o
92,743.555
9®
1899
9,519,703.20s
9,294,300.—
111,824.425
10®
1900
10,837,175.655
10,601,700.—
9 o/o
125,225.92
11®
1901
12,099,504.145
11,900,600.—
10 o/o
153,553.26
12®
1902
13,627,692.865
13,408,800.—
12 o/o
185,577.27
13®
1903
16,441.520.395
15,704,700.—
12 o/o
218,666.21
1904
17,813,718.29
17,609,600.—
336,640.83
Jhr. Mr. O. Q. VAN SWINDEREN, president-commissaris.
Mr. P. B. J. REELING BROUWER, secretaris.