VEERTIENDE BOEKJAAR, Van eenen aangenamen plicht kwijten wij ons als wij, ter voldoening aan het voorschrift van art. 42 onzer statutenU verslag uitbrengen over den toestand onzer bank en hare verrichtingen in het jaar 1904. Geen enkel verlies noch van personen noch in zaken valt te vermelden, terwijl de bank zich weder belangrijk heeft versterkt door de uitbreiding van haar aandeelen- kapitaal en de vermeerdering dientengevolge van hare reserves. In uwe vergadering op 19 Maart 1904 werden de aftredende commissarissen de heeren J. Schilthuis U.G.zn., I. I. Vriesendorp Izn. en J. H. A. A. Kalff door U herkozen, die allen hunne herbenoeming aannamen. Thans treden volgens den rooster af de heeren Jhr. Mr. O. Q. van Swinderen, Mr. I. A. van Rouen en G. van Lanschot Jr. In deze vacatures zal door U straks moeten worden voorzien. Toen tegen het einde van het eerste half jaar het bedrag der uitgegeven pand brieven dat van het tienvoud van het aandeelenkapitaal plus de reserves nagenoeg had bereikt, is tot de uitgifte van de 3® Serie aandeelen overgegaan. Van de uitnoodi- ging tot inschrijving tegen den koers van 180% is door de aandeelhouders der bank met 462 aandeelen gebruik gemaakt, zoodat voor de vrije inschrijving niet meer dan 38 stuks beschikbaar bleven. Deze 38 aandeelen zijn geplaatst tegen koersen van 201—2051/4 Het volteekend aandeelenkapitaal is hierdoor gestegen tot twee millioen waarop 2 O of f 400,000.is gestort.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesch-Groningsche Hypotheekbank / FGH Bank | 1904 | | pagina 4