NEGENDE BOEKJAAR.
Het verslag dat wij U, ingevolge art. 42 der statuten, over het negende boekjaar
onzer bank thans uitbrengen zou in alle opzichten gunstig luiden, ware het niet, dat wij
het verlies hadden te betreuren van onzen commissaris den heer Mr. J. L. van Sloterdijgk.
Van den beginne af hebben zijne krachtige medewerking en steun veel bijgedragen tot
den spoedigen bloei onzer vennootschap.
De belangrijke uitbreiding onzer zaken in 1899die U nader zal blijken uit de
achterstaande, door ons goedgekeurde Balans en Winst- en Verlies-rekening, constateer en
wij met genoegen' evenals het feit dat geen enkel verlies werd geleden, noch dat eenig
onderpand door de bank werd ingekocht.
In Uwe vergadering van 11 Maart 1899 werden de aftredende commissarissen, de
heeren Jhr. Mr. O. Q. van Swinderen, Mr. I. A. van Rouen en G. van Lanschot Jr.,
door U herkozen. Allen namen de hernieuwing van hun mandaat aan.
De heeren Jhr. Mr. J. R. van Iddekinge en P. J. Vos zijn thans aan de beurt om
af te treden. In deze vacatures en in die, ontstaan door het overlijden van Mr. J. L. van
Sloterdijck, zal door U straks moeten wordep voorzien.
In 1899 werden 33 aandeelen o ver geschreven. Het aantal aandeelhouders bedraagt
thans 194, waarvan
2 aandeelhouders met 50 aandeelen 100 aandeelen
1
40
40
4
30
120
2
25
50
2
24
48
7
20
140
1
17
17
2
16
32
1
15
15
6
12
72
1
11
11
38
10
380
Transporteere 67 aandeelhouders met
1025 aandeelen
I
1
I 1
p