Voor het bedienen van de stations, de tracés, de stoomlocomotieven en de passagiers is een leger aan personeel nodig. Dat wordt door de verschillende spoorweg maatschappijen goed geregeld in een hiërarchie van functionarissen. Geleidelijk krijgt de ingewikkelde organisatie van de spoorwegen gestalte. Als er een nieuwe lijn wordt gepland, moet personeel worden aangetrokken. Voor de opening van de belangrijke ‘Drentse’ lijn van Groningen naar Meppel benoemen de staatsspoorwegen op 1 mei 1870 chefs voor de stations De Punt (Haren), Zuidlaren, Assen, Beilen, Hoogeveen en Koekange. De functionarissen krijgen uniformen waar hun functie aan is te herkennen, van stationschef en machinist tot schoonmaker en stoker. De rode pet van de stationschef is daar wel het bekendst van. De werkomstandigheden zijn niet altijd prettig. Op de locomotieven staan machinisten en stokers vrij onbeschermd onder een luifel met windwangen; pas later zijn de bedieningscompartimenten gesloten. Sein- en wisselwachters, bedienden voor de slagbomen en overgangen en personeel met andere functies aan de banen moeten hun werk in weer en wind doen, maar voor hen worden spoedig bedieningshokjes en later huisjes gebouwd. Voor baanpersoneel is vaak niet te ontkomen aan een woning in de verlatenheid naast de baan, omdat daar wissels, seinen of andere zaken bediend moeten worden. Het authentieke en als museum ingerichte blokwachtershuis in Waterhuizen even ten oosten van Groningen is daar een fraai voorbeeld van. De machinist leunt uit de loc op station Veenwouden De schoonmaakploeg in Leeuwarden

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 2000 | | pagina 68