Stations van de spoorwegen
worden tempels van het
vervoer. De ambities spatten
eraf. Grote plaatsen krijgen
monumentale gebouwen,
maar ook bij kleinere
haltes komen gebouwen die
in dorpsgezichten nieuwe
hoogtepunten vormen waar
de ruimtelijke ontwikkeling
zich op gaat richten
met pleinen en
ruime toegangswegen.
kin tietjTrkTB
Als in 1866 de eerste trein Groningen aandoet, rijdt deze naar een
buiten de vestingwallen gelegen station, een groot laag gebouw van
houten vakwerk, een tijdelijk gebouw. Harlingen en Leeuwarden,
steden die hun vestingen al hebben ontmanteld, krijgen fraaie, wit
geblankette stationsgebouwen. Want die stations zijn nodig om van
alles onder dak te krijgen. Het personeel heeft er werkruimten,
de reizigers en hun bagage moeten een goede ontvangst krijgen bij
loketten en in wachtkamers in verschillende klassen. Soms komt er
een restauratie. Bij kleinere stations komt tegenover het station een
stationskofïiehuis. Reizen is nog geen manier om snel van bijvoor
beeld Leeuwarden naar Groningen te komen; treinreizen is nog een
onderneming. In Leeuwarden is de spoorweg een prikkel tot het
ontwikkelen van een eerste stadsuitbreiding en in Sneek komt een
fraaie ontsluitingslaan naar en een parkje voor het station. Nadat
Groningen zich bevrijdt van de oude vesting, krijgt de stad in 1896
een echt station, een van de fraaiste van het land in een decoratieve
en plastische mengstijl van neogotiek en neorenaissance. In de late
jaren zestig, als veel kleine stations sneuvelen, is het Groninger
station ‘gemoderniseerd’. Het monumentale station is onlangs in
oorspronkelijke glorie teruggebracht, wat vooral in de hal en de
restauratie te ervaren is.
Het Stationsplein Leeuwarden