Verslag van de Raad van Bestuur
Algemeen
Internationaal
In het verslagjaar bleek de veerkracht van het internationale economische bestel, nadat 1998 werd
gekenmerkt door grote turbulentie. De onder invloed van de crises in het Verre Oosten en Zuid-Amerika
voor 1999 sterk verlaagde groeiprognoses zijn uiteindelijk in ruime mate overtroffen. Reeds in het eerste
halfjaar van 1999 tekende zich een voorzichtig herstel af. Een van de belangrijkste verklaringen hiervoor
was de rol die de Amerikaanse economie speelde als aanjager van de internationale economische groei.
Over 1999 kwam de Amerikaanse groei boven de 4% uit, vergeleken met circa 2% voor het eurogebied.
Daarnaast was het stimulerend optreden van de Amerikaanse en Europese centrale banken van invloed.
Begin april 1999 verlaagde de Europese Centrale Bank (ECB) haar rentetarieven, terwijl de US Federal
Reserve Bank (Fed), ondanks de voortgaande krachtige Amerikaanse groei, pas eind juni zijn belangrijkste
tarief met 0,25% verhoogde. Hierdoor bevorderde de sterke dollar de exportmogelijkheden van Europa
verder. De keerzijde van deze ontwikkeling is dat het handelstekort van de Verenigde Staten sterk
toeneemt. Zolang de groei daar aanhoudt, en er een krachtige vraag naar dollars blijft bestaan uit
hoofde van het reële verkeer en vanwege beleggingstransacties, zal de financiering van dit tekort niet
problematisch zijn. Indien echter het vertrouwen in de kracht van de Amerikaanse economie zou afnemen,
kan deze ontwikkeling omslaan. Wanneer de Verenigde Staten niet langer als trekpaard fungeren, is de
rest van de wereld op zichzelf aangewezen, en dan zal blijken dat een aantal onevenwichtigheden in de
wereldeconomie nog niet is opgelost. De belangrijkste Aziatische economie, Japan, toont nog weinig
tekenen van herstel, terwijl bij de grote economieën van Zuid-Amerika de moeizame sanering van de
overheidsfinanciën een economische opleving vertraagt. In Europa is het economisch herstel vooral
exportgestuurd. Al met al waren de wereldwijde ontwikkelingen in de loop van 1999 dermate positief
dat de Fed en de ECB hun renteverlagingen in een aantal stappen terugnamen. De algemene goede
gang van zaken en de positieve verwachtingen blijken ook uit de ontwikkeling van de lange rente. Vanaf
een all-time low van circa 3,75% aan het begin van het verslagjaar kwam de Europese 10-jaarsrente
aan het eind van 1999 uit op een niveau van circa 5,5%, een niveau dat beter past bij een krachtig
functionerende economie.
Het jaar 1999 illustreerde ook de eigen dynamiek van de aandelenmarkten. Gedurende het grootste
deel van het jaar vertoonden de koersen op de aandelenbeurzen een zijwaartse beweging, en de
verwachting was dat onder invloed van de millenniumproblematiek de markten tot het einde van het
jaar in een comateuze conditie zouden geraken. Vanaf oktober echter begon, in gang gezet door
wegvallende millenniumangsten, een spectaculaire rally, waarbij tegen het jaareinde aan de Amerikaanse
beurzen een all-time high werd genoteerd. Uiteindelijk deelden vrijwel alle aandelenmarkten in de
euforie. Opvallend is dat de toch zeer uitgesproken stijging van de lange rente zo weinig effect heeft
gehad op de ontwikkeling van de aandelenkoersen. Bij de beschouwing over de aandelenmarkten past