De borchere bruken
diefryheyde der hense
Vf
nicht en klevne
Waren de Friese kooplieden gedurende de elfde eeuw nog heer en meester van de Noordzee en
hadden ze zelfs niet veel te duchten van de Vlamingen, gedurende de twaalfde eeuw nam de
concurrentie van kooplieden uit de streken rond de Zuiderzee en langs de IJssel, en vooral uit de
Duitse streken toe. De Friezen waren niet meteen verdreven en er werd nog serieus rekening met
hen gehouden. Allerlei bilaterale contacten bevorderden de handel, vergrootten de bescherming
en beperkten de risico's. Zo verzekerden de Leeuwarders al in de eerste helft van de dertiende
eeuw de burgers van Lübeck de vrije toegang tot hun haven en stelden zij zich garant voor een
veilig vertrek. Stavoren liet in 1418 aan Lübeck weten niet aan de Hanzevergadering te kunnen
deelnemen wegens de onrust in Friesland. De oude stad aan de Zuiderzee had mogelijk al eerder
een zekere relatie met de Hanzesteden. Er werd bijvoorbeeld vastgelegd dat de 'borchere ende
inwonere die fryheyde der hense nicht kleyne en bruken'. De Staverse kooplieden maakten dus
flink gebruik van de voorrechten van de Hanze. De stad wordt in die tijd ook uitdrukkelijk
bondgenoot van de Hanze genoemd. Het is niet zeker dat de stad volwaardig lid was. Aan het
eind van de dertiende eeuw, toen de koopmansverbonden nog net niet de vorm hadden gekregen
als stedenverbond liet de Wendische stad Wismar een schrijven uitgaan om met een blokkade
Noorwegen tot inschikkelijkheid te bewegen. De brief was gericht aan Leeuwarden, Groningen,
Stavoren, Kampen, Zwolle, Deventer, Zutphen, Harderwijk en Muiden. Zonder ze alle echte
Hanzesteden te kunnen noemen, zijn ze wel de belangrijkste Nederlandse handelsnederzettingen
die op enigerlei wijze met de stedenbond te maken hadden.
~w g% -m "W T W
f j 1
Zestiende-eeuwse stoeppaal uit
Stavoren, een herinnering aan
de rijkdom.'injde Hanze-periode