12 schien zou het beleid van voortdurende mati drijfsleven. De drijvende kracht achter deze toename was zeker niet de stijging van de lo nen. Ook in 1996 kon het beleid van loonkos tenmatiging onverminderd voortgezet wor den. Alhoewel hierover soms wel eens anders wordt gedacht, is continuering van dit beleid van groot belang voor het Nederlandse be drijfsleven. Alleen dan kan het Nederlandse bedrijfsleven zich handhaven op zijn export markten. De toename van de particuliere consumptie wordt vooral gestimuleerd door de groei van de werkgelegenheid en door een stijging van de investeringen van met name de overheid. Ook het toenemend vertrouwen van de consument in onze economie, waardoor hij bereid is meer verplichtingen aan te gaan, is van belang. In dit verband willen wij niet nalaten erop te wijzen dat de financieringsruimte die het eigen wo- ningbezit geeft, gekoppeld aan de aftrek van de rente op hypotheken, voor een duidelijke bestedingsimpuls zorgt. Volgens ramingen van het Centraal Planbureau heeft de stijging van de huizenprijzen in 1996 geleid tot een toename van het reële vermogen met circa f 50 miljard. Daarvan zal ongeveer 10%, dat wil zeggen f5 miljard via onder andere tweede hypotheken, benut worden voor consumptieve bestedingen. Alleen dit voorbeeld al geeft aan hoe deze bestedingsimpuls van belang is voor het afremmen van het negatieve effect van de loonkostenmatiging op de binnenlandse be stedingen. Bij alle discussie over het onder werp van een beperking van de hypotheek- aftrek moet met dit macro-economische effect terdege rekening worden gehouden. Mis ging van de loonkosten al schipbreuk hebben geleden op zijn bestedingsremmende gevol gen, als dit compenserend effect er niet zou zijn. Uiteraard profiteert het Nederlandse bedrijfs leven van al deze gunstige omstandigheden. Toch kunnen daarbij wel enige kanttekeningen worden geplaatst, die het positieve beeld enigszins nuanceren. Dit geldt met name voor het midden- en kleinbedrijf. Op grond van het inzicht van het bankwezen in de resultaten van het bedrijfsleven kan worden geconstateerd dat in deze sector weliswaar een stevige groei optreedt, maar dat deze groei niet overal ge paard gaat met een evenredige verbetering van de winst. Er zijn zelfs bedrijven en bedrijfs dassen die zo duidelijk achterblijven in de winstontwikkeling dat - wanneer deze trend structureel mocht blijken te zijn - kritische grenzen worden bereikt. Met het stijgen van de omzet nemen ook de investeringen toe, evenals het marktrisico, en er zal derhalve vol doende winst moeten worden gemaakt om het eigen vermogen in overeenstemming met die risico's te laten aangroeien. Deze problematiek zal pas duidelijk aan het licht treden als de conjunctuur verslechtert, de rente weer oploopt en het Nederlandse bank wezen in zijn bereidheid tot kredietverlening meer rekening gaat houden met de risico/op- brengstverhouding bij zijn uitzettingen. Onder de huidige scherpe concurrentie tussen de banken wordt deze verhouding momenteel wel eens teveel uit het oog verloren en wordt er wel eens te gemakkelijk krediet verstrekt. Friesland Bank Jaarverslag 1996

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1996 | | pagina 25