Friese knottekistjes
'Worte sa wotte,
Der haste de knotte;
Woist is net dwaen,
Moatst him verjaen.’
Onder het uitspreken van een dergelijk versje of
een liefdesverklaring in andere bewoordingen
bood een Friese jongeman in vroegere tijden zijn
geliefde een zijden of katoenen doek aan. Daarin
werden door een speciale knoop, de liefdes
knoop, enkele trouwpenningen bijeengehouden.
Trok zij deze ’knotte’ aan, dan betekende dit de
acceptatie van zijn huwelijksaanzoek. De gift van
de trouwpenningen was eigenlijk de symbolische
teruggave van de bruidsschat, die door haar
vader betaald was.
In de 17de eeuw werden deze penningen door ver
loofden van stand en welstand in zilveren trouw- of
knottekistjes gesloten. De meeste knottekistjes
zijn langwerpig van vorm, hebben een gewelfd,
soms halfrond deksel en staan op vier bolpootjes.
Ze sluiten met een verend drukknopje, vaak in de
vorm van een gegoten engelenkopje of amortje.
Aan de buitenzijde zijn ze gegraveerd met roman
tische taferelen en huwelijkssymbolen als een
brandend hart of in elkaar geslagen handen.
Ook bijbelse voorstellingen komen regelmatig
voor. Scènes als de bruiloft te Kana, David en
Bathseba, Jozef en de vrouw van Potifar en Su
sanna en de ouderlingen zijn geliefd vanwege hun
voorbeeldfunctie. Zij moeten de bruid wijzen op
de waarde van een vroom en kuis huwelijk. Der
gelijke voorstellingen worden ook aangetroffen
op 17de-eeuwse eiken beeldenkasten en kisten,
waar door de vrouw des huizes onder andere het
linnengoed bewaard werd.
Dikwijls zijn de gegraveerde voorstellingen aan
gebracht in cartouches, een soort medaillons,
veelal omsloten door ornamentjes. De voorbeel
den van de cartouches zijn afkomstig uit zestien
de-eeuwse omamentprentboeken van graveurs
als J. Th. de Bry en C. de Passe.
Een enkele keer is de voorstelling beeldvullend,
zoals op het knottekistje, waar op voorzijde en zij
kant episoden uit het leven van Johannes de
Doper zijn afgebeeld en op een andere zijkant een
landelijk tafereel met man en paard.
Naast beeld komen er ook teksten voor op de
kistjes. Een veel toegepaste spreuk is:
’hovtdaerjonckvrou dieickbemin
daerismyn trou myn hartmyn sin.’
Ingevulde wapenschilden op de wand van het kist
je en gegraveerde initialen en jaartallen onder op
de bodem pogen te vertellen van wie het kistje ge
weest is, maar meestal blijft dit een raadsel.
In de 17de eeuw was het de gewoonte om zilver,
vanwege de geldelijke waarde, te laten keuren
door een keurmeester, die een stadswapen en een
jaarletter op het voorwerp aanbracht naast het al
dan door de zilversmid afgeslagen meesterteken.
Men denkt, dat dit kleinere zilverwerk niet door de
meesters werd aangeboden bij het gilde en dat om
die reden alleen het meesterteken of helemaal
geen enkel merk op de bodem van het kistje wordt
aangetroffen. Een exacte datering kan, vanwege
het ontbreken van jaarletter en stadswapen, dan
ook maar zelden gegeven worden.
Naast de koffervormige kistjes zijn er ook
ronde en zeshoekige knottedoosjes gemaakt.
Een bijzonder fijn bewerkt rond exemplaar
met een opengewerkt deksel is toegeschreven
aan een beroemde Bolswarder zilversmid (pagi
na 4).
Aan het eind van de 17de eeuw en aan het begin
van de 18de eeuw worden de laatste knottekist
jes gemaakt, nu niet meer met gegraveerde voor
stellingen, maar met bloemornamenten, die of
gegoten en ajour bewerkt zijn of gedreven zijn
(pagina 26 en 31).
51
Friesland Bank Jaarverslag 1994