en niet zozeer de toename van de binnenlandse
Friesland Bank een belang van 25% genomen in
het aandelenkapitaal van Van Lanschot’s Beleg-
gings-Compagnie B.V., de holding van F. van
Lanschot Bankiers N.V. Daarmee is zij de grootste
bancaire minderheidsaandeelhouder geworden.
In het komend jaar zal deze strategische samen
werking verder geconcretiseerd worden. Er is
daartoe een stappenplan opgesteld.
Verheugend is, dat deze samenwerking in alle ge
ledingen van beide banken zeer positief is ont
vangen. Dit geeft deze samenwerking stevigheid
en een extra versnelling. Wij zijn er dan ook van
overtuigd, dat deze samenwerking de positie van
beide banken op de Nederlandse markt zal ver
sterken en wij verwachten dat de positieve effec
ten ervan al in 1995 tot uitdrukking zullen komen
in onze bedrijfsresultaten.
De Internationale economie
In het verslagjaar vertoonde de internationale
economie een positieve ontwikkeling. Dit gold
zowel voor de Angelsaksische als voor de West-
europese economieën. In 1993 deed zich nog
een duidelijk faseverschil voor. Toen wisten de
Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk een
stevige economische groei te realiseren, terwijl in
West-Europa van stagnatie sprake was. In enkele
landen, waaronder heel opvallend ook Duitsland,
trad zelfs een duidelijke teruggang op.
Maar in 1994 is deze divergentie verdwenen. De
economieën van de Verenigde Staten en het Ver
enigd Koninkrijk behielden hun hoog groeitempo,
terwijl nu ook op het vaste land van Europa het
economisch herstel inzette en in de loop van het
jaar steeds meer aan kracht won.
De motor voor dit economisch herstel in West-
Europa is in deze fase vooral de export geweest
vraag. Dit geldt met name voor Duitsland en Ne
derland. Gezien de grote invloed die de Duitse
economie heeft op de Nederlandse, is speciale
aandacht voor de economische situatie in ons
buurland zeker op zijn plaats.
In Duitsland was de recessie in 1993 veel dieper
dan in Nederland. Terwijl in Nederland het bruto
binnenlands produkt (bbp) nog met 0,4% steeg,
daalde dat van Duitsland met 1,1%. Er werd dan
ook gevreesd, dat 1994 voor de Duitse economie
een moeilijk jaar zou worden met een economi
sche groei die beperkt zou blijven tot slechts
0,3%. Gelukkig kwam die verwachting niet uit en
nam voor geheel Duitsland het bbp in 1994 met
2,8% toe. Er was derhalve sprake van een krach
tig herstel. Dit herstel wordt vooral gedragen door
de industrie. Hoewel in de afgelopen jaren getwij
feld werd aan de concurrentiekracht van de Duit
se industrie, bleek in 1994 deze twijfel volstrekt
ongegrond te zijn. Als gevolg van de groeiende
export nam de industriële produktie met ongeveer
4% toe. Aan deze exportprestatie heeft de gema
tigde loonkostenstijging zeker bijgedragen. Zo
daalden de loonkosten per eenheid produkt in de
industrie met 6%Het effect van deze loonkosten
matiging enerzijds en van de lastenstijgingen door
de overheid anderzijds, heeft er wel toe geleid dat
de koopkracht onder druk kwam te staan. Dit
komt tot uiting in de consumptieve bestedingen
waarvan de toename achterbleef bij die van het
bbp. De detailhandel werd zelfs geconfronteerd
met een daling van de omzet. Gezien de hoge
looneisen, die de vakbonden thans stellen, mag
verwacht worden dat de koopkracht in 1995 weer
zal stijgen. Daarmee kan dan ook het binnenland