per bedrijfstak met bijvoorbeeld 15 faillissemen ten per 1.000 ondernemingen in de industrie te genover 5 in de overige dienstverlening. Een dergelijk hoog niveau is zeer verontrustend. Het heeft een belangrijk negatief uitstralingsef fect. Een groot aantal faillissementen lokt weer nieuwe faillissementen uit. Bijvoorbeeld onder de toeleveranciers. De stagnatie in de Nederlandse economie ging gepaard met een verdere daling van de inflatie. Deze daalde van 3,7% in 1992 naar 2,1% in 1993, waardoor Nederland binnen de EU net boven het laagste niveau van onder andere het Verenigd Koninkrijk uitkwam. Grafiek III Prijsindexcijfers Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk - Nederland - Duitsland - Verenigd Koninkrijk 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 Bron: Datastream Maar evenals elders in West-Europa baart ook in ons land de ontwikkeling van de werkgelegen heid grote zorgen. In de periode 1960-1990 is in Nederland de werkgelegenheid met gemiddeld 1% per jaar gestegen. Dit stijgingspercentage steekt gunstig af bij dat van de ons omringende landen. Maar dit gunstige beeld moet bijgesteld worden als wij kijken naar het aantal gewerkte uren per persoon, want dat daalde in die periode jaarlijks met 0,3% tot 1.349 uur in 1990. Ter ver gelijking, in de landen om ons heen ligt dat aantal met gemiddeld 1.500 uren meer dan 10% hoger. Het totaal aantal gewerkte uren per werknemer wordt bepaald door de participatiegraad (het aandeel van de bevolking in de leeftijd van 15 tot 65 jaar dat werkt) en het gemiddelde aantal ge werkte uren. Vroeger was in Nederland de parti cipatiegraad in vergelijking met andere EU-lan- den erg laag. Dit kwam met name door de gerin ge deelname van vrouwen aan het arbeidspro ces. Daarin is vanaf de jaren tachtig verandering gekomen. Wij zitten nu nagenoeg op Europees niveau. Echter, dit is vooral gerealiseerd door de toename van deeltijdwerk. Het opsplitsen van voltijdarbeid in deeltijdarbeid behoeft op zich geen negatieve ontwikkeling te zijn. Zeker niet, als het tegemoet komt aan een behoefte van zo wel de werknemer als de werkgever. Maar op splitsing of anders geformuleerd de herverdeling van werk over de beroepsbevolking betekent per saldo niet meer werk. Zo steeg in 1993 het aantal werkenden nog met 30.000, maar bleef het totaal aantal voltijdarbeidsjaren gelijk. De toename van de deeltijdarbeid kan dus stagnatie of daling van de totale werkgelegenheid verdoezelen en de ernst van de problematiek versluieren. Wij moe ten ons daarvan wel ten volle bewust blijven. 11 Friesland Bank Jaarverslag 1993

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1993 | | pagina 13