Het hoeft geen nader betoog dat het sombere nationale en internationale economische per spectief ook van invloed is op het Nederlandse bankwezen. Er moet rekening mee worden ge houden dat het debiteurenrisico zeker zal toene men. Voor de Friesland Bank, die steeds in de kredietverlening een risicobeperkend beleid heeft gevoerd en bijvoorbeeld geen kredieten heeft verleend aan buitenlandse ondernemingen en aan buitenlandse overheden, zullen die risico’s beperkt blijven. Evenals bij de industrie en de dienstensector geldt ook voor de agrarische sector, dat de resul taten in 1992 zijn verslechterd. Een zorgelijke ontwikkeling gezien de grote betekenis van deze sector voor de noordelijke economie. Dit geldt met name voor de pootgoedsector die in 1992 met ernstige problemen te kampen had. Gelet op de grote betekenis van deze sector voor de noor delijke economie is dit een uiterst zorgelijke ont wikkeling. Desondanks zal de landbouw in Noord-Nederland een sterke en dynamische sector blijven die net zoals in het verleden in staat zal blijken zich door goed ondernemerschap aan de veranderde economische omstandigheden aan te passen. De rente Hoewel de geldmarktrente eind 1991 al een hoog niveau had bereikt, ging de stijging gedurende het eerste halfjaar nog onverminderd door. Zo steeg het 3-maands interbancaire tarief van 9,49 naar 9,77 in augustus. Een opwaartse bewe ging, die in belangrijke mate het gevolg was van de ontwikkelingen in Duitsland (zie ook grafiek II). De aanhoudende hoge inflatie en de toenemende geldhoeveelheid maakten dat de Bundesbank een stringent monetair beleid voerde. Ook al wer den de signalen steeds duidelijker dat de Duitse economie daar op een diepe recessie afstevende. Na augustus veranderde de situatie. Door een aantal ontwikkelingen, zoals met name de valuta- onrust en de plotselinge omslag in de conjunc tuur, begon de geldmarktrente eindelijk te dalen. Op 15 respectievelijk 17 september werden de of ficiële tarieven van De Nederlandsche Bank twee keer achter elkaar met 0,25 verlaagd, waar door het wisseldisconto daalde van 8,5 naar 8 Als gevolg daarvan liep de korte rente met 0,47 terug van 9,77 in augustus naar 9,3 in medio september. Opmerkelijk is dat de twee de verlaging op 17 september niet gebeurde in navolging van de Bundesbank. Dit betekent dat voor het eerst sedert begin 1988 De Nederland sche Bank het aandurfde haar officiële rentetarie ven zelfstandig te verlagen en zij behoedzaam een eigen koers ten opzichte van de Bundesbank ging varen. Dit zelfstandige optreden werd niet af gestraft, want het leidde niet tot een verzwakking van de Nederlandse gulden. Integendeel, in de maanden daarna zou de gulden zelfs nog aan kracht ten opzichte van de Duitse mark winnen. Op 21 oktober reageerde De Nederlandsche Bank op de verlaging van het Duitse speciale be leningentarief met 0,15 met een verdere neer waartse aanpassing van de officiële tarieven met 0,25 waardoor het wisseldisconto op 7,75 terecht kwam, de voorschotrente op 8,5 en het promessedisconto op 9 Op 10 december werd de afstand tussen de voorschotrente en het wisseldisconto en het promessedisconto ver kleind door beide tarieven te verlagen tot 8,25 respectievelijk 8,75 waardoor ook de rente op de speciale beleningen opnieuw met 0,1 kon worden verlaagd tot 8,6

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1992 | | pagina 14