De vertraagde groei van onze export en de gerin ge toename van de binnenlandse consumptie had uiteraard negatieve gevolgen voor het Ne derlandse bedrijfsleven. Het aantal faillissemen ten over 1992 steeg landelijk met 24 Koploper was daarbij de bouwnijverheid. Het ondeme- mersvertrouwen is in Nederland volgens de En quête Regionale Bedrijfsontwikkeling (ERBO) van de Kamers van Koophandel in 1992 in over eenstemming daarmee gedaald. Ongeveer de helft van het totale bedrijfsleven verwacht deson danks in 1993 nog een stijging van de omzet, de export, de investeringen en de werkgelegenheid te kunnen realiseren. De minder goede gang van zaken in het Neder landse bedrijfsleven manifesteerde zich vooral bij enkele grote Nederlandse ondernemingen. Het schokeffect daarvan leidde misschien tot een somberder oordeel over onze economie dan op grond van de ontwikkeling bij het gehele Ne derlandse bedrijfsleven gerechtvaardigd is. De Nederlander identificeert zich graag met de pres taties van onze grote concerns die men als para depaarden van onze economie beschouwt. Maar een nuchtere analyse leert dat de gang van zaken bij deze ondernemingen, hoe belangrijk zij op zichzelf ook zijn, toch niet het beeld van de gehe le Nederlandse economie mag bepalen. De ma laise waarin deze bedrijven zich bevinden heeft er overigens wel toe bijgedragen dat er weer een hernieuwde aandacht is voor het behoud van vi tale industriële bedrijvigheid. Na enige jaren waarin werd gepoogd om Neder land te profileren als een centrum voor allerlei diensten en waarin de belangstelling voor de in dustrie tanende was, is dit een goede zaak. Te vaak wordt onderschat van welke onmisbare be tekenis de industrie voor onze welvaart en werk gelegenheid is. Wij dienen ons echter wel te realiseren, dat niet alleen de verminderde conjunctuur onze grote in dustriële bedrijven parten speelt. Grote concerns worden in dit tijdsgewricht door meer problemen geplaagd. Juist in perioden waarin de ontwikke lingen snel gaan hebben grote concerns aanpas singsproblemen. Het midden- en kleinbedrijf kan, dankzij zijn flexibiliteit, daarop veel beter an ticiperen. Het gevolg is dan ook dat na een perio de van schaalvergroting bij gestage economi sche groei, een periode van schaalverkleining kan volgen, wanneer een snelle aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen is geboden. Voor Neder land, waar het midden- en kleinbedrijf over heerst, biedt een dergelijke ontwikkeling per spectieven. Voorts zijn grote concerns aangewezen op grote - soms ook afgeschermde - thuismarkten. Wan neer zij zich bezig houden met de vervaardiging van zeer hoogwaardige kapitaalgoederen, kun nen zij het niet stellen zonder opdrachten van overheden en geldelijke stimulansen bij research en ontwikkeling. Dit betekent dat een betrekkelijk klein land als Nederland met zijn beperkte markt en zijn ge limiteerde mogelijkheden om steun te bieden, minder aantrekkelijk wordt als vestigingsplaats voor grote concerns. De grote Nederlandse be drijven zullen zich steeds meer op de Europese markt oriënteren en zich daardoor tegelijkertijd steeds minder met Nederland verbonden voelen. Dat het buitenland lokt blijkt bijvoorbeeld uit de explosieve stijging van de rechtstreekse investe-

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1992 | | pagina 12