Soms wordt echter deze normale situatie voor korte tijd onderbroken en ontstaat er een omgekeerde of inverse rentestructuur. in dit patroon nu is in de jaren tachtig verandering opgetreden. Onder invloed van een aantal factoren is het verschil in rentetarieven tussen de geld- en kapitaalmarkt geringer geworden. De rentestructuur werd platter dan vroeger. Voor het bankwezen is dat een ongunstige ontwikkeling. Het betekent immers dat de rentemarge op de lange uitzettingen, voorzover die met kortlopende middelen worden gefinancierd, structureel krimpt. Uiteraard heeft dat een negatief effect op de rentebaten. Daarnaast veranderde er het nodige met betrekking tot de inverse rentestructuur. Sedert 1965 heeft Nederland een achttal periodes gekend, waarin een inverse rentestructuur voorkwam. De duur bleef meestal beperkt tot enkele maanden. Slechts één keer duurde deze periode bijna twee jaar. In het voorkomen van een inverse rentestructuur zat ook een min of meer vast patroon en wel dat deze om de twee of drie jaar optrad. Van belang voor het verloop van de korte rente is, dat deze in de loop der jaren een steeds belangrijker instrument in het monetaire beleid van de centrale banken is geworden. Door de geldmarkttarieven te verhogen of te verlagen, stijgen of dalen ook de kosten van de kredietverlening door de banken. Op deze wijze wordt de economische groei vertraagd of versneld en daarmee onder andere ook het tempo van de inflatie. Dit hanteren van de korte rente als instrument in het monetaire beleid had tot voor kort geen ingrijpende en voor het bankwezen onaangename gevolgen. Na 1983 bleef een inverse rentestructuur zelfs langdurig uit. Een dalende inflatie na de recessie en een verminderde spanning tussen de Europese valuta’s waren daarvoor verantwoordelijk. Een aantal jaren geleden heeft De Nedertandsche Bank ervoor gekozen de wisselkoers te koppelen aan de Duitse mark. Voor een land, waarvan de economie zo nauw met de Duitse is verbonden, ligt dat voor de hand. Maar het werd ook gedaan om het buitenland te overtuigen van de ernst van De Nederlandsche Bank om de inflatie te beteugelen. Immers de Bundesbank heeft internationaal de reputatie opgebouwd, dat zij aan de inflatiebestrijding de allerhoogste prioriteit toekent. Door deze koppeling ontbreekt het echter De Nederlandsche Bank aan ruimte voor een eigen beleid, dat duidelijk zou afwijken van het Duitse. Dat zou namelijk leiden tot een verlies aan vertrouwen in het buitenland. Het gevolg is dat Nederland dezelfde rentestructuur heeft als Duitsland, ook al ontwikkelen beide economieën zich heel verschillend. Met de consequentie daarvan wordt Nederland vanaf 1989 geconfronteerd. Toen in de loop van 1988 en 1989 de Bundesbank de geldmarkttarieven verhoogde om de toename van de liquiditeitenmassa af te remmen, leidde dat medio mei 1989 tot een omgekeerde rentestructuur. Een omgekeerde rentestructuur die nu echter niet meer van de gebruikelijke korte duur bleek te zijn. Want pas in februari 1990, toen in Nederland de kapitaalmarktrente steeg, kwam aan die periode een einde. Echter, toen de inflatoire spanningen na de hereniging van de beide Duitslanden opnieuw toenamen, verhoogde de Bundesbank aan het einde van 1990 opnieuw de tarieven. Het gevolg was dat er in december 1990 weer

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1991 | | pagina 16