Daarmee is dus een trend doorbroken, waarbij
de Friese economie doorlopend lager scoorde.
Hetzelfde geldt voor de export. Uiteraard
verbloemen deze percentages grote onderlinge
verschillen naar bedrijfssector. Zo behaalden de
dienstensector en de industrie een groei van
5 en 4 terwijl de detailhandel en de
bouwnijverheid niet verder kwamen dan 1,6
en 1 Alhoewel de investeringen in de
dienstensector nog wel stegen, daalden de
investeringen in het gehele Friese bedrijfsleven.
Een daling die groter was dan het landelijk
gemiddelde.
Zonder nog veel meer percentages als
bewijslast aan te voeren, durven wij te
concluderen dat de Friese economie haar
positie ten opzichte van de Nederlandse wist te
verbeteren. Dit is geen incident. Als wij de
gehele periode na de recessie van 1981 en 1982
overzien dan blijkt dat het Friese bedrijfsleven
uitstekend van die herstelperiode heeft
geprofiteerd. In de eerste fase lukte dat nog niet
zo nadrukkelijk. Het waren toen landelijk vooral
de export en de investeringen die het herstel
droegen. Pas na 1985 gingen ook de
consumptieve bestedingen aan dat herstel
bijdragen. En juist die groei gaf het Friese
bedrijfsleven een extra impuls.
Veel minder is het herstel tot uitdrukking
gekomen in een groei van de werkgelegenheid
en daarmee samenhangend in een daling van
de werkloosheid. Door zijn specifieke
bedrijfsklassestructuur is het Friese
bedrijfsleven minder arbeidsexpansief dan het
Nederlandse. Dat komt onder andere omdat
hier de dienstensector ondervertegenwoordigd
is en de industriële bedrijfsklassen die door
schaalvergroting en diepte-investeringen arbeid
afstoten, juist oververtegenwoordigd zijn. In dit
verband mag niet vergeten worden, dat ook de
overheidsdiensten (die vooral in de jaren tachtig
een sterke groei vertoonden) in Friesland
ondervertegenwoordigd zijn en dat daarin
bovendien nog door concentratie op landsdelig
niveau veel arbeidsplaatsen verloren zijn
gegaan. Een proces dat niet alleen nadelig is
voor onze werkgelegenheid, maar ook een
aantasting kan inhouden van de noodzakelijke
diensteninfrastructuur voor burger en
bedrijf.
Een belangrijke positieve factor voor onze
provinciale werkgelegenheid is voorts een
trendverschuiving die zich na de recessie van
1981 en 1982 is gaan manifesteren. Na een
lange periode van schaalvergroting deed na de
recessie een schaalverkleining in het
bedrijfsleven haar intrede. Deze
schaalverkleining werd veroorzaakt door zowel
een verschuiving van de werkgelegenheidsgroei
naar de tertiaire sector, waarin juist het
kleinbedrijf sterk vertegenwoordigd is, als door
een verschuiving van de werkgelegenheidsgroei
binnen alle sectoren ten gunste van de kleine en
middelgrote bedrijven. Zo groeide - volgens
berekening van een drietal medewerkers van
het Economisch Instituut voor het Midden- en
Kleinbedrijf - in de jaren tachtig het aantal
banen in de bedrijven met meer dan 100
werknemers landelijk met 125.000 en in de
kleine en middelgrote bedrijven met 215.000.
Voorts manifesteert deze trendverschuiving zich
ook in de toename van het aantal bedrijven. Zo
werden er in de periode 1983 tot en met 1991 in
Friesland 13.956 nieuwe bedrijven opgericht,
waardoor per saldo het aantal bedrijven met
5.379 oftewel 33,6 over die periode toenam.