midden- en kleinbedrijf op de binnenlandse markt in de jaren tachtig slechts met 12 toe, de omzetgroei van de buitenlandse afzet in deze sector bedroeg in die periode 64 Het midden- en kleinbedrijf laat thans zelfs eenzelfde exportgroeicijfer zien als de grote bedrijven. Naast deze positieve ontwikkelingen moet ook worden gewezen op enkele minder gunstige economische verschijnselen, die vooral in de tweede helft van het verslagjaar zijn opgetreden, zoals de licht afnemende economische groei, de dalende winstcijfers bij vooral enkele grote ondernemingen en de rentestijging. Een lichte teruggang van de economische groei in Europa is bepaald niet zorgwekkend. Immers de situatie waarin wij de afgelopen jaren hebben verkeerd tendeerde in de richting van een zekere overspannenheid. Daarom is er thans nog bepaald geen reden om over een recessie of conjunctuuromslag te spreken. Wisselkoersbeleid De discussie in ons land over de wenselijkheid van een eigen wisselkoersbeleid is door de Duitse eenwording weer nieuw leven ingeblazen. De voorstanders van een autonoom wisselkoersbeleid staan op het standpunt, dat de hoge kosten van de eenwording de inflatie en de rente in Duitsland opdrijven, terwijl het overschot op de Duitse betalingsbalans structureel daalt. In Nederland neemt daarentegen het overschot op de betalingsbalans toe en daalt de inflatie beneden die in Duitsland. Dit verschil in economische ontwikkeling tussen ons land en Duitsland zou een motief zijn voor een opwaardering van de gulden. Een revaluatie van de gulden zou het nadelige renteverschil met Duitsland kunnen opheffen en zelfs tot een lagere rente dan in Duitsland kunnen leiden. Dat zou niet alleen voor de concurrentiekracht van ons bedrijfsleven belangrijk zijn maar ook de financieringslast van de overheid verminderen. Is er nu, met de Europese eenwording in het verschiet, nog plaats voor een eigen wisselkoersbeleid? Naar onze mening niet. De laatste keer dat Nederland een pariteitswijziging van de Duitse mark niet volledig volgde was in maart 1983. Dat is ons toen slecht bekomen. Sindsdien stonden de voordelen van de koppeling van onze munt aan de mark eigenlijk niet meer ter discussie. Duitsland is onze belangrijkste handelspartner; 30 van onze buitenlandse handel is gericht op dat land. Nederlandse en Duitse bedrijven ondervinden door de koppeling praktisch geen wisselkoersonzekerheden. Door de koppeling van de gulden aan de mark geniet onze munt internationaal een toenemend vertrouwen, waardoor het renteverschil met Duitsland de laatste jaren steeds kleiner is geworden. Een loslaten van de koppeling zou, zelfs bij een eenzijdige revaluatie van de gulden, internationaal waarschijnlijk niet worden begrepen en duurzaam niet tot een lagere rente dan in Duitsland leiden, afgezien nog van het nadelige effect van een revaluatie voor onze exporterende industrie. Trouwens ook de feitelijke koersontwikkeling gedurende de afgelopen jaren geeft geen aanwijzing dat de gulden ten opzichte van de mark ondergewaardeerd is. Perioden waarin de 10 I Friesland Bank Jaarverslag 1990 11

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1990 | | pagina 14