van de landbouw en de daaraan verwante industrie. Vooral in de agrarische industrie is nog een proces van herstructurering aan de gang met het doel de produktiecapaciteit aan te passen aan de gedaalde omzetten, waarbij tevens nieuwe samenwerkingsvormen worden onderzocht. De inkomenspositie van de veehouders was in het algemeen goed in het verslagjaar, terwijl de financiële resultaten van de akkerbouwers wederom teleurstellend waren. Wanneer het proces van herstructurering in de landbouw over enkele jaren zover is gevorderd, dat er weer van een evenwichtige en gezonde situatie kan worden gesproken, zijn wij niet pessimistisch gestemd over de toekomst van de Friese landbouw. Door de goede structuur en efficiënte bedrijfsvoering hebben de landbouw en landbouwindustrie in Friesland lange tijd een voorsprong gehad op gebieden waar veel kleinschalige bedrijven zijn gevestigd. Door een gezamenlijke en eensgezinde aanpak van de problemen moet die voorsprong behouden blijven. Die eensgezindheid is ook nodig om te bereiken dat de provincie Friesland, evenals in de jaren vijftig, weer een aantrekkelijke vestigingsplaats wordt voor bedrijven die hun produktie, door te verwachten krapte op de arbeidsmarkt in het Westen des lands en door de daar toenemende bereikbaarheidsproblemen, moeilijk kunnen uitbreiden. In dit verband is het zeer teleurstellend, dat de stad Leeuwarden in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, waarin een aantal steden in Nederland het predikaat ‘stedelijk knooppunt’ krijgt, als zodanig niet voorkomt. Het ligt in de bedoeling, dat stedelijke knooppunten een centrumpositie krijgen binnen een bepaalde regio, waarbij door het Rijk versterking van de bereikbaarheid en bundeling van voorzieningen zal worden nagestreefd. In het Noorden is Groningen als enig stedelijk knooppunt aangewezen. Dat lijkt niet redelijk. Meer dan driekwart van de provincie Friesland is sterk georiënteerd op Leeuwarden. Bovendien is Friesland binnen het Noorden de provincie met de grootste oppervlakte, het grootste aantal inwoners, de meeste arbeidsplaatsen en de meeste vestigingen met meer dan 10 werknemers. Met het voorbijgaan aan Leeuwarden als stedelijk knooppunt is de Friese economie dan ook niet gediend. Er zal er daarom met klem bij regering en parlement op moeten worden aangedrongen Leeuwarden naast Groningen alsnog als stedelijk knooppunt aan te wijzen. De hierna volgende beschouwing over de ontwikkeling van de bank en haar dochterondernemingen is gebaseerd op de samengevoegde jaarrekening. Groei van de bank Onze instelling heeft zich in 1988, het jaar waarin het 75-jarig bestaan van de bank werd herdacht, zeer voorspoedig ontwikkeld. Zowel de bedrijfsomvang als de nettowinst stegen aanzienlijk. Zo nam het balanstotaal van de bank in 1988 toe van f 2.894 tot f 3.133 miljoen, een groei van 8,2 (v.j. 9,7 Het passeren van de f 3 miljard mijlpaal, zes jaar nadat de f 2 miljard grens werd bereikt, vormt een duidelijk bewijs van de forse groei van onze instelling. Aangezien de inflatie in ons land zich in het verslagjaar op een zeer laag niveau bewoog is er sprake geweest van een aanzienlijke reële groei. Een groei die zich grotendeels heeft voltrokken in de sector van de aan de bank toevertrouwde gelden. In onze jaarrekening

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1988 | | pagina 13