De hierna volgende beschouwing over de ontwikkeling van de bank en haar dochterondernemingen is gebaseerd op de samengevoegde jaarrekening. Groei der bank Het jaar 1986 is voor onze instelling een uitstekend jaar geweest. Zowel de bedrijfsomvang als de nettowinst stegen aanzienlijk. Zo steeg het balanstotaal der bank in 1986 met 248 miljoen van 2.391 tot 2.639 miljoen, een groei van 10,4 Het is verheugend, dat wij in een periode van dalende inflatie en zelfs lichte deflatie bijna eenzelfde groei hebben weten te bereiken als in 1985, toen ons balanstotaal met 11,6% steeg. Opvallend is voorts, zoals uit de jaarcijfers blijkt, dat praktisch alle sectoren van ons bankbedrijf tot deze groei hebben bijgedragen. Er is bij onze instelling derhalve sprake van een evenwichtige groei. Deze groei is bovendien niet veroorzaakt door het opnemen van gelden op de geldmarkt. Praktisch ons gehele zogenaamde actieve bankbedrijf wordt gefinancierd met aan onze instelling toevertrouwde gelden. In onze jaarrekening komen de balansposten „Opgenomen gelden” en „Schulden aan bankiers in binnen- en buitenland” dan ook niet voor. Een veilig gevoel in tijden waarin de internationale financiële wereld wordt geconfronteerd met een sterk gedaalde dollarkoers en terugbetalingsproblemen bij een aantal debiteurenlanden. Het beleid der bank is in het verslagjaar overigens niet alleen gericht geweest op het bevorderen van de groei maar ook op vergroting van de rentabiliteit. Zowel de bruto- als de nettowinst stegen. Ook in 1986 slaagden wij er in onze nettowinst procentueel sterker te doen toenemen dan ons balanstotaal. Deze groei en de bepaling in de statuten der bank, dat de gehele nettowinst jaarlijks aan het reservefonds dient te worden toegevoegd, vormen belangrijke voorwaarden voor een gezonde vermogensontwikkeling. Daar wij als coöperatieve bank niet de mogelijkheid bezitten om door een aandelenemissie onze vermogenspositie te versterken, verdient de vergroting van de eigen reserves door winstinhouding bijzondere aandacht. De groeimogelijkheden van een bank worden immers mede bepaald door de omvang van het eigen vermogen. Uitgedrukt in procenten van ons balanstotaal bedraagt het aansprakelijk groepsvermogen van de bank thans 5,7 Gelet op de vermogensverhoudingen in het Nederlandse bankwezen en het overwegend niet- risicodragende karakter van onze beleggingen, achten wij dit een zeer bevredigend cijfer. Toevertrouwde gelden De aan onze instelling toevertrouwde gelden namen in het verslagjaar toe met 239 miljoen van 2.213 tot 2.452 miljoen, een stijgingspercentage van 10,8 %(v.j. 12,1 Dat de spaargelden en waardepapieren evenals vorig jaar nog met 5,8 stegen en wel van 1.442 tot 1.526 miljoen is zeer verheugend, mede gelet op het feit, dat in het verslagjaar een groot bedrag van in 1981 uitgegeven vijfjaars spaarbiljetten verviel. Het overgrote deel hiervan is echter bij onze instelling herbelegd. De balansposten „Deposito's” en „Crediteuren” stegen ook in 1986 en wel van 771 tot 926 miljoen, een toename van 20,2 (v.j. 26,2 Het is opvallend, dat vele cliënten er de voorkeur aan geven hun geld op korte termijn te beleggen teneinde van een eventuele toekomstige rentestijging te kunnen profiteren. Dit niettegenstaande de door enkele financiële deskundigen uitgesproken verwachting, dat de rente in ons land zal gaan dalen. Financieringen Het beroep op de financieringsmiddelen der bank nam in het verslagjaar aanzienlijk toe en wel van 1.429 tot 1.669 miljoen, een stijgingspercentage van 16,8 (v.j. 8,3 Deze groei is de resultante van enerzijds een afnemend beroep van onze leden op financieringsmiddelen en anderzijds een sterke stijging van de vraag naar kredieten en leningen van de zijde van niet-leden. Vooral onze leden-verenigingen, werkzaam in de zuivelsector, worden door het EG-landbouwbeleid gericht op produktiebeperking geconfronteerd met lagere omzetten. De kredietvraag voor transactie- en investeringsdoeleinden uit deze sector neemt hierdoor af. Het laat zich thans aanzien, dat deze tendens zich de komende jaren nog zal voortzetten. Ook bij andere agrarische coöperaties loopt de vraag naar financieringsmiddelen geleidelijk terug als gevolg van gedaalde prijzen en omzetten. Het is opvallend, dat de vraag van de zijde van individuele boeren naar kredieten en leningen, evenals vorig jaar, weer is toegenomen. Vele boeren trachten thans door verbetering van de kostenstructuur van hun bedrijven een compensatie te vinden voor de dalende opbrengsten. Dit tracht men onder andere te bereiken door de aankoop van land met melkquotum. De vraag naar financieringsmiddelen voor efficiency- verbeterende investeringen in de landbouw nam in het verslagjaar bij onze instelling hierdoor belangrijk toe. Onze hypothekenportefeuille nam in 1986 toe van 807 tot 879 miljoen, een groei van 8,9 (v.j. 4,1 Er werd in het verslagjaar voor een bedrag van 195 miljoen aan hypothecaire leningen met en zonder overheidsgarantie verstrekt, terwijl uit aflossingen 123 miljoen beschikbaar kwam. Alhoewel onze hypotheekrentetarieven en overige condities in het algemeen als concurrerend worden ervaren is het moeilijk ons marktaandeel in deze sector te vergroten. 9

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1986 | | pagina 13