land gevoerde beleid is, dat de investeringsuitgaven van de
overheid geleidelijk geheel zijn verdrongen door sociale
uitkeringen en subsidies. In volumetermen gemeten lag het
niveau van de overheidsinvesteringen in 1985 niet minder dan
37 onder dat van 19711 n het kader van het
werkgelegenheidsbeleid van de regering zou het aanbeveling
verdienen produktieve overheidsinvesteringen thans voorrang
te verlenen boven consumptieve overdrachtsuitgaven.
De economische situatie in ons land zag er in het begin van
de jaren tachtig niet bepaald rooskleurig uit. Een proces van
sanering en herstructurering was nodig om hierin verbetering
aan te brengen. Er is veel verbeterd maar het
gezondmakingsproces is nog niet voltooid. Vooral nu de
koopkracht internationaal door de lage
wereldgrondstoffenprijzen en de olieprijsdaling sterk is
verminderd, terwijl de afzetmogelijkheden voor onze industrie
daardoor en als gevolg van de harde gulden zijn afgenomen,
zal het bedrijfsleven vooral aan de kostenkant moeten zoeken
naar mogelijkheden om de winstgevendheid en daarmee de
continuïteit veilig te stellen. Het tijdperk van sanering en
herstructurering is nog niet voorbij.
Friese economie
Ook voor het Friese bedrijfsleven was 1986 een jaar van
voortgaand herstel. De omzetten vertoonden een stijging en er
werd meer geïnvesteerd. In Friese ondernemingen werd zelfs
13 meer geïnvesteerd dan in het voorgaande jaar. In ons
vorige verslag schreven wij, dat wij over het investeringsniveau
in 1986 in Friese bedrijven niet al te somber waren gestemd en
er naar onze mening geen reden was te verwachten, dat het in
Friesland in economisch opzicht zo veel slechter zou gaan dan
in Groningen en Drenthe. Uit de kortgeleden gehouden
enquête „Regionale Bedrijfsontwikkelingen 1986” blijkt, dat
het groeipercentage van investeringen en omzetontwikkeling
in Friesland beduidend hoger is dan in de beide andere
Noordelijke provincies. Men dient overigens voorzichtig te zijn
met het trekken van algemene conclusies uit deze ontwikkeling,
omdat het vooral enkele grote bedrijven zijn die door in een
bepaald jaar veel of weinig te investeren de vergelijkende cijfers
sterk kunnen beïnvloeden. Uit eerdergenoemde enquête blijkt
voorts, dat van het totale aantal Friese bedrijven 83
winstgevend was, een groei ten opzichte van 1985 met 5 De
groei van de werkgelegenheid bij bedrijven in Friesland
bedroeg 3 en hield daarmee gelijke tred met het landelijk
gemiddelde. Opvallend is voorts, dat vooral de kleine en
middelgrote ondernemingen het in het verslagjaar in Friesland
goed hebben gedaan. De overtuiging wint veld, dat de
toekomstige economische groei, ook in deze regio, voor een
belangrijk deel afhankelijk is van de mogelijkheden die deze
bedrijven zien om te expanderen. Door hun grotere
slagvaardigheid en geringere kwetsbaarheid kunnen zij in het
algemeen sneller inspelen op gewijzigde omstandigheden. Ook
uit werkgelegenheidsstandpunt is de groei van de kleine en
middelgrote ondernemingen belangrijk, omdat meer dan de
helft van de totale beroepsbevolking in deze bedrijven
werkzaam is.
Gelet op de positieve invloed van regionale
investeringsfaciliteiten, zoals de Investerings Premie Regeling
(IPR), op de bedrijvigheid in het Noorden, dient ervoor gewaakt
te worden, dat deze worden verminderd.
De goede gang van zaken in het Friese bedrijfsleven heeft er
ook toe geleid, dat het aantal verzoeken om deelneming in het
risicodragend kapitaal gericht aan de Friese Participatie
Maatschappij (FPM), is toegenomen. Deze vennootschap,
waarin wij een 25 deelneming bezitten en die in 1978 mede
op ons initiatief is opgericht, vervult een nuttige functie.
De uitbreiding van het aantal deelnemingen vormde de
aanleiding het aandelenkapitaal van de FPM in het verslagjaar
te vergroten van 4 tot 6 miljoen.
Toch is er naar onze mening reden om over de toekomstige
economische ontwikkeling van Friesland iets minder
optimistisch te zijn dan uit de hiervoor gemelde gegevens zou
kunnen worden afgeleid. De bedrijvigheid in Friesland is
namelijk in belangrijke mate afhankelijk van de gang van zaken
in de landbouw en de daaraan verwante industrieën. Het
huidige EG-landbouwbeieid, gericht op produktiebeperking,
heeft een negatieve invloed op de inkomenspositie, het
investeringsniveau en de werkgelegenheid in de landbouw. Dat
de inkomenspositie van vele veehouders in 1986 nog redelijk op
peil is gebleven is te danken aan het feit, dat de gemiddelde
daling van de opbrengsten met 8 is gecompenseerd door een
daling van de kosten met eveneens ongeveer 8 Het proces
van herstructurering in de veehouderij, waarbij kleinere boeren
hun land met melkquotum verkopen aan grotere veehouders, is
thans volop in gang. De omzetdaling in de landbouw heeft
directe gevolgen voor de agrarische industrie waar de
investeringen en de werkgelegenheid in 1986 verder zijn
gedaald. Wij verwachten dat deze tendens zich ook de
komende jaren nog zal voortzetten. Het financiële
weerstandsvermogen van de coöperatieve agrarische industrie
in deze provincie is echter zodanig gröot, dat een aanpassing
van de produktiecapaciteit aan de gedaalde omzetten zonder
al te grote problemen moet kunnen verlopen. Het is een
gelukkige omstandigheid, dat de gedaalde kredietbehoefte bij
de agrarische coöperaties ruimschoots wordt gecompenseerd
door een toenemende vraag naar financieringsmiddelen bij
onze instelling vanuit andere sectoren van de Friese economie.
8